Live vanuit de meersen
Autobiografisch gekakel van een vermoeide vogelaar
Deel 38 - woensdag 18 juni 2008
Beste vogelkijkvrienden,
Midden juni, en in de Overmeerse kouter zijn de laatste Grutto's vertrokken. Men zei dat het niet kon, want het stond niet in de geleerde boeken. Maar ze zijn herschreven nu, want met vel lef en bravoure zijn ze er in geslaagd om hun drie snotneuzen langs reigers met bekken als dolken te leiden, baldadige kraaien en geniepige katten te verschalken, reuzehonden af te blaffen en bovendien voer te vinden in deze desolate woestijn... Wekenlang was hun geroep niet uit de lucht, zelfs vanop mijn vertrouwde Molenveldse terras stond ik samen met mijn al even gezellige en met reumatieke poten gerolde sigaret, vol bewondering voor deze machtige vogels ! Enige jaren terug heette het nog dat de trots van de Kalkense Meersen tot ginder was gesukkeld met hun kroost, onderwijl was dit met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid alreeds hun derde opeenvolgende gebroed. Ik ga je oprecht missen, o Keizer der kouter, laat het maar ijlings terug lente worden...
Onlangs kwam ik met mijnen, kortelings gereanimeerde Harley, terug van een gezapig eindje vogelen in onze geliefde meersen, stond daar plots doch ietwat in de verte ne pee molenwiekend met zijn armen te schudden alsof er zich iets ernstigs had voorgedaan in wat voorheen de Verraderstraat placht te heten... Naderbij gekomen bleek alras dat 's mans koebeesten naar de andere kant van de geasfalteerde baan dienden gecommandeerd te worden en of ik dat misschien niet had begrepen dat ginder achter den bocht nen draad hing en 'moest het ne vogel zijn ge zoudt hem wel gezien hebben godverdomme', maar ik trok er me geen reet van aan en wilde op mijn zelfde gezapige tempo mijn tocht verderzetten, ondertusschen liep het heerschap nu purper aan in zijn boerewezen en de overvloedige haren op zijn oren en gelittekende neus reikten ongekende hoogten... Ik slingerde hem nog vlug een welgemeend 'kus mijn kloten' naar zijn belachelijke kop, niet alvorens ik evenwel mijn vehikel alreeds in de andere richting had gemanoeuvreerd.
Woensdag, en ge gaat met de kinders eens naar de eendenkooi, waar de plaatselijke doch voor de rest liberale Ooievaars worden gebrandmerkt. En ge denkt dat het er vol zal staan met gekende vogelaars, maar de enige die zich laat zien is Crapoen, en ge probeert er een babbelke mee te slaan maar hij doet alsof zijne neus bloedt... En achteraf valt uwe frank en denkt ge bij uw eigen dat het niet kan missen dat diene pipo uw stond te bekijken gelijk een zieke koe, want met al uw aderverkalking hebt ge u vergist en komt ge tot het onthutsende besef dat ge u daar belachelijk stond te maken tegen iemand die zelfs niet een klein beetje gelijkt op Crapoen. Gij domme klootzak, denkt ge bij uw zelven, is het nu al zover gekomen dat ge de mensen niet meer herkent ? Het zal uw leren, gij associaal rund, maar binst trekt ge u daar niks van aan, want ge denkt al aan morgenavond, wanneer ge daar, zo net voor middernacht en na alweer een nutteloze dag in het verfranste Brussel, in de eenzame kouterlucht zult staan luisteren naar een nostalgische Kwartel, die zich voor de rest verdomme niet laat horen...
En met enige mistroostigheid neemt ge op een verzopen nacht afscheid van die fiere bladzijde, dat ze hunne plan maar trekken, den enen na den anderen, want ge kunt niet blijven den onnozelaar uithangen en pillen slikken omdat uw hart bij tijd en wijlen ne slag of drie mankeert. Ge zijdt geen twintig meer en meneer den doktoor zegt dat dat niet goed is voor uw gezondheid als ge maar vier uurkes slaapt... En dus slenter ik mee met mijnen tijd en komt dat wijf van diene specht uit den bos achter ons nu ook op de onvermijdelijke website van Natuurpunt haar schooiende jong aangeven. De Huiszwaluwen uit de Schoolstraat weten wel beter, want ze moeten niet weten van die provinciale gedrochten.
Na de valse kroep was het de beurt aan het rotavirus. Onze Luka Maria hield zich echter kranig in het antieke ziekenhuis der stad Lokeren, zelfs toen de witte madammen een gevaarlijk uitziende naald in zijn tere ader ploften... En daar liep hij dan in het gangske, met zijn baxterke in de ene arm en een paar fel verschoten ouders aan de andere. Maar algauw kreeg hij orders om toch maar aanstonds zijn ongezellige vertrek weer op te zoeken, want die smeerlapperij was besmettelijk gelijk de pest... En daar zit ge dan ne gansen dag op drie vierkante meters, en ge zijdt ongerust want den uitslag van zijn bloed komt maar niet af, en ge probeert wat te slapen maar in de kamer ernaast klinkt onophoudelijk het gebrabbel van een vreemde taal, en ze blijven maar leuteren en als ge dan toch uw vermoeide ogen op mekaar krijgt, komen ze voor de zoveelste keer die dag zijn temperatuur meten... En des avonds gaat ge met dochterlief op zoek naar iets wat gelijkt op een bushalte en langs het marktplein zoeven onophoudelijk BMW's en uit de mode geraakte Mercedessen voorbij, lang leve het nieuwe thuisland...
In de zachte nauren van de vooravond flitsen nog enkele Gierzwaluwen langs mijn versleten netvlies en zit ik met mijn geliefde op het bankske te kijken naar de gevleerde muizen die als kleine draakjes hun jachtvelden opzoeken. Alras valt de onvermijdelijke duisternis weer over het sympathieke Molenveld en word ik, bij het vorderen van de nacht, weer ietwat weemoedig... Nog enkele dagen en alweder ben ik gedoemd afscheid te nemen van het voorjaar, zullen de dagen aan acute verkorting gaan lijden en komt december met rasse schreden naderbij. Niet minder dan veertig zal ik dan worden, een keerpunt in mijn leven, het begin van de tweede helft. Met deze wansmakelijke gedachte leg ik mij straks neder naast het overigens nog steeds aandoenlijke blote lijf van mijn prinses.
tseef