Walter Van der Meulen (66) is priester en sedert 2012 ook aalmoezenier in het ziekenhuis AZ Sint-Blasius in Dendermonde.
Drie jaar geleden vatte hij, samen met enkele gelijkgezinden, het plan op om in de directe omgeving en op de gronden van het ziekenhuis een bladertuin aan te leggen, waarbij de bewustwording van de vele bezoekers van de tuin centraal staat... Elke week pent hij voor de werknemers van Sint-Blasius een stukje neer over wat leeft en groeit in deze stiltetuin. De schrijfsels van Walter krijgen veel aangename reacties van de collega's in het ziekenhuis, de verantwoordelijken waren op basis van deze stukjes overtuigd dat het niet zomaar een gewone tuin moest worden, maar een ecotuin... Walter zal op regelmatige tijdstippen ook hier zijn stukjes publiceren, geniet u gerust mee... Voor de geïnteresseerden : de bladertuin bevindt zich achter het ziekenhuis, tegenover de ingang van het Chirurgisch Dagcentrum, naast de stalling van de alpaca’s. Meer info vindt u hier. |
Op kousenvoeten (14/8/2024)
Het valt me hier in onze bladertuin pas op hoe biodivers onze omgeving nog is als we de natuur tenminste een klein beetje ruimte gunnen. In ons geval is dat niet bemesten en pas laat maaien. Dat doen we sinds vorig jaar en het resultaat is nu al zichtbaar. Minder bemesting, meer bloemen, meer insecten. Maatschappelijk vertaalt zich dat in maai-mei-niet. Als veel mensen die een tuin hebben die kleine inspanning doen, krijgen we in Vlaanderen 10 percent van de oppervlakte aan natuurreservaat bij ! Ter vergelijking : dat is evenveel als er nu bos is. Minder moeite rendeert in meer belevingswaarde, zoals ik met deze wekelijkse stukjes tracht aan te tonen. Maak van je tuin een bladertuin. Deze keer vind ik die biodiversiteit op een totaal onverwachte plek ! Aan het venster, onder het afdak. Daar hangt een vreemd spinnenweb met bruine bolletjes er in. Net kerstballen ! In het midden een spinnetje met lange dunnen poten en een kogelrond lichaam. Met wat opzoekingswerk kom ik te weten dat we hier te maken hebben met de broeikasspin, van de familie van de kogelspinnen. Eigenlijk was het voor haar hier tot voor kort net iets te koud, daarom kwam ze vooral voor op beschutte plekjes (vandaar haar naam) : een afdak bij een raam bijvoorbeeld, zoals op deze plek. Nooit in de stal maar wel vlak in de buurt. Het web is een soort galg, dat bestaat uit onder hoge spanning, verticaal gespannen draden. Die kunnen wel tot 50 cm lang zijn. Ze kleeft ze met een sterke lijm van boven af aan de vensterbank. Wanneer een insect tegen zo ‘n draad loopt, blijft het plakken en probeert het zich los te maken. Hierbij komt de draad van het oppervlak los en schiet, met de prooi eraan, omhoog. Dat vergemakkelijkt het overmeesteren aanzienlijk. Ze hijst de draad met het slachtoffer omhoog, tot het binnen bereik is. Even ter vergelijking : voor de mens zou zo’n kabel 130 meter lang zijn met onderaan bengelend, een loodzware last. Hulpeloos wordt het zich verwerend slachtoffer door de spin gewikkeld in kleverige zijde om het vervolgens met een snelwerkend gif te doden en te injecteren met spijsverteringssappen. Als ze tijd en honger heeft, zal ze de opgeloste inhoud komen opslurpen. Na de maaltijd rest dan een leeg omhulsel, dat ze vervolgens uit het net gooit. Maar wat zijn dan die bruine bolletjes, want die gooit ze er niet af ? Dat zijn eiercocons ! Deze bruine, papierachtige appeltjes, bevatten tot 8O eitjes. Hoe meer voedsel ze kan bemachtigen, hoe meer broedbolletjes ze in haar net kan ophangen. Na het uitkomen blijven de kleine spinnetjes maar een paar dagen in het web. De voortplanting is niet seizoensgebonden en kan dus het hele jaar door plaatsvinden ! Nu is er een insect in onze tuin dat zich gespecialiseerd heeft in het leegroven van spinnenwebben : de schorpioenvlieg, al is het zo dat het geen vlieg is en evenmin een schorpioen ! Ze ziet er vervaarlijk uit maar is het niet. Die angel aan zijn achterlijf is een grijporgaan, waarmee hij tijdens de paring het wijfje vastklemt. Om haar gunstig te stemmen tijdens de “rape”, produceert hij tegelijk een smakelijk druppeltje vocht, waar mevrouw dol op is : de bruidsschat ! Hij slaagt er in op het web te komen zonder de spin te alarmeren. Komt hij toch vast te zitten aan de kleverige draad, dan kan hij zich bevrijden met dezelfde smurrie die hij het wijfje aanbiedt. Met zijn lange snuit zuigt hij de gevangen prooi leeg vooraleer de spin aan de beurt kan komen. Hoe hij daar in slaagt zonder door haar betrapt te worden – zij is alert voor de minste trilling - is nog steeds een raadsel ! Ik ontdek altijd maar meer geheimen die wachten om doorvorst te worden in onze bladertuin ! |
Tinneke van Heule (14/8/2024)
Het boerenwormkruid staat in bloei. Wie van dichterbij kijkt ziet dat de gele knopjes eigenlijk bestaan uit honderden buisbloempjes, wel 300 ! Voor de wormkruidbij zijn ze groot. Zij is amper 11 mm ! Je vindt haar hoofdzakelijk op de hoofdjes van het boerenwormkruid. Je kan ze nu niet missen. Zwart achterlijf met witte ringetjes. Op haar achterpootjes, in harige zakjes, verzamelt ze stuifmeel. De nectar – een verrijkte vloeibare suiker - vervoert ze in een honingmaag, een uitbreiding van het spijsverteringskanaal. Met beide, stuifmeel en nectar, maakt ze een voedzame brij voor haar larven. Die zitten in boorgangen door haar gemaakt in steile zand- of leemwanden of in de bamboebuisjes van je bijenhotel. Tien cm lang en 6mm diameter is wat ze nodig heeft. Desnoods knaagt ze zich met haar sterke kaken een tunneltje in metselwerk. Vervolgens gaat ze in die gang cellen bouwen. Eerst bekleedt ze de wanden met een flinterdun polyester dat geen water door laat. De laag – een honderdste van een millimeter – beschermt de cel tegen uitdrogen en laat geen infecties door. Op de achterwand trekt ze verticale draden die ze vervolgens met dat bijzonder speeksel verbreedt, tot ook hier een wand ontstaat. Wel handig als moeder natuur je een tong in de vorm van een kwastje heeft meegegeven. De voorkant van zo’n cel vernauwt ze tot een flessenhals. Ons bijtje doet er uren over om zo’ n cel – een soort baarmoeder - te maken. In een gangetje maakt ze er wel 6-tal. In haar korte leven 20. Eens het werk gedaan, gaat ze zo'n kamertje opvullen met stuifmeel en nectar – dat bevat ook een antibioticum – en dat kneedt ze te samen als was het een gehaktbroodje. Vervolgens maakt ze het zaakje dicht en begint aan een volgende cel richting uitgang. Voor zichzelf en dat van haar broed heeft ze genoeg aan de bloemhoofdjes van het boerenwormkruid. Tanacetum is de naam, komende van Athanasia, onsterfelijk, doelend op de langdurige bloei van de plant. Voor de bevoorrading van een nestje heeft vrouwtje wormbij tien vluchten nodig. Gemiddeld is ze 20 minuten weg. Als het meezit werkt ze één cel per dag af en dat terwijl ze op de bloemhoofdjes voortdurend lastig gevallen wordt door hitsige mannetjes. Het boerenwormkruid in het verlengde van de alpacastal werd gemaaid. Dat zit tegen ! Maar ze laat zich niet ontmoedigen. Gelukkig is er nog de bladertuin ! Als ze vindt dat er genoeg celletjes in een gang gemaakt zijn, sluit ze die af met een aantal extra wanden. Dag en nacht heeft ze er aan doorgewerkt. De larve die na enkele dagen uit het ei komt waant zich in het paradijs ! Het voedsel dat ze er aantreft bederft in een jaar niet. In haar gouden gevangenis brengt de larve de winter door, om in mei te gaan verpoppen zodat zich in juni weer een wormkruidbijtje door de wanden werkt. |
Een schaap in wolfskleren (9/8/2024)
Daar bromt een Europese hoornaar door onze tuin. In de vlucht direct te herkennen door zijn grootte en overwegend gele kleur. Dubbel zo groot als een gewone wesp, 3,5 cm. Door de invasieve Aziatische hoornaar heeft hij een slechte reputatie gekregen. Hij is nochtans niet schadelijk. Een nest Europese hoornaars kan op een seizoen 5 a 10 kg insecten wegvangen, die ze voorgekauwd aan hun larven geven. Alles gaat er vlot in : spinnen, libellen, vliegen, hommels, vlinders, bijen. Hijzelf is tevreden met plantensapjes. Om de hoornaars aan te moedigen geven de larven als ze gevoed worden een zoetstof af - lees “brandstof“ - als beloning, net zoals bladluizen dat doen bij mieren in ruil voor bescherming. De Aziatische hoornaar daarentegen valt vooral kasten van honingbijen aan. Via transport werden deze wespen rond 2011 Europa binnengebracht. De uitvliegende en inkomende bijen zijn de pineut. De kolonie wordt zo bang, dat ze de kast niet meer in of uit durven vliegen. Je kan beide hoornaars vlot van elkaar onderscheiden (zie foto). Onze hoornaar heeft de nationale driekleur, bij de Aziatische overheerst zwart, hij is ook kleiner. Hij bouwt een zichtbare nestbol, eerst een primaire (een pingpongbal groot), in een haag bv., later een reuzenest, hoog in een boom. Onze hoornaar bouwt zijn nest in een boomholte. Hij bekleedt deze met gekauwde houtvezels. Een echt kunstwerk ! De toegang tot het nest wordt bewaakt. Hoornaars met een afwijkende geur komen er niet in. De voortplanting is een wonder van de natuur. De koningin legt in het voorjaar bevruchte eitjes waaruit onvruchtbare werksters komen. Die voeden de larven die de koningin aanlevert, tot “hotel hoornaar“ vol is. Dan zijn ze wel met 1000. Naar het einde van de zomer produceert de koningin uit bevruchte eitjes vruchtbare werksters en uit onbevruchte eitjes mannetjes. Ze stuurt dat dus zelf aan, naargelang de behoeften van de kolonie ! De vruchtbare werksters krijgen een rijke voeding waardoor ze zich tot koningin ontwikkelen. De mannetjes gaan zwerven, bevruchten elders vreemde wijfjes (inteelt vermijden !) en sterven. De bevruchte werksters die uitgroeiden tot koninginnen gaan in winterslaap. De oude kolonie sterft in de late herfst mét hun koningin uit. Ook hier zijn er insecten die de gevreesde hoornaar nabootsen om veilig te zijn. Een zweefvlieg met de wat rare naam, de stadsreus, is daar perfect in geslaagd. Hij kan 2,5 cm groot worden en benadert daarmee de grootte van een hoornaar. Vogels laten de vlieg met rust. Ze legt haar eieren in het nest van de Europese hoornaar ! Hoe de zweefvlieg er in slaagt daar binnen te komen is nog een raadsel. Voor ze het nest binnengaat, gaat ze zich eerst, op enige afstand, grondig poetsen. Ze wil niet ruiken als een zweefvlieg. Maar dan is het zaak de geurwachters voorbij te komen. |
Overmoed in het labyrint (2/8/2024)
En daar is dan eindelijk het icarusblauwtje in onze bladertuin : Polyommatus Icarus. Poly... wijst ons op de vele vlekjes op de buitenkant van de vleugels, maar Icarus... waar komt die benaming vandaan ? Bij ons thuis hing er een repliek van het schilderij van Bruegel, "de val van Icarus". Ons blauwtje brengt me op het idee om 60 jaar later de herkomst van zijn naam via de geschilderde mythe te gaan zoeken. De boer, op de voorgrond aan het werk, valt het meeste op. "En de boer hij ploegde voort...". Hij staat voor standvastigheid, rustige vastheid, ondanks het dramatische gebeuren, op het schilderij, als een klein detail, ver weg, in zee afgebeeld. Wat is het drama dat hem toch niet belet voort te werken ? Een vader en zijn zoon werden door koning Minos gevraagd op Kreta een labyrint aan te leggen om er de minotaurus, half mens - half stier, gevangen te houden. Toen het werk er op zat, werden Icarus en zijn vader op het eiland gevangen gehouden om het geheim van het labyrint te vrijwaren. Om toch te ontsnappen, maakten ze zich met hout, was en veren een paar vleugels. De jongeling sloeg de raad van vader - niet te dicht bij de zon te vliegen - in de wind. In zijn overmoed steeg hij hoger en hoger in het blauwe zwerk. De was smolt en hij stortte neer. Zo vertegenwoordigt hij het toppunt van jeugdige ambitie en roekeloosheid. Ik denk aan de jongeren die vorige week geëlektrocuteerd werden, nadat ze in een bovenleidingspaal van de spoorwegen waren gekropen. |
Een nachtelijk parfum… (26/7/2024)
Een bont zandoogje zit op zijn bladplatform, aan de achterste bank in onze bladertuin, op de uitkijk. Hij heeft zoals vogels een territorium dat hij hardnekkig verdedigt. Inkomende mannetjes worden er na een wilde achtervolging uit gebonjourd. De vechtersbazen vliegen samen tot wel 50 meter hoog. Hij is nogal hevig want ook hommels en andere soorten vlinders worden resoluut weggejaagd. Uiteraard dient de uitkijkpost ook om passerende wijfjes te spotten. Op het eerste zicht lijken de seksen op elkaar, maar bij nader toezien valt op dat de oogjes op de vleugelranden bij haar extra bleekgeel omrand zijn (zie foto). Vorige keer vertelde ik al dat die “ogen” een afleidingstruc zijn voor vogels, om het kwetsbare borststuk te beschermen. Het wijfje draagt de eitjes in zich, vandaar… In tijden van nectarschaarste slurpen ze ook aan bladluizen. Bladluizen zuigen plantensappen. Het is hen daarbij om de eiwitten te doen (de kolonie groeit razend snel). Eiwitten zijn de bouwstenen. De suikers hebben ze niet nodig, ze bewegen haast niet. Die geven ze af als kleine, zoete druppeltjes. De beweeglijke mieren zijn er verzot op en gaan de bladluizen beschermen als hun vee, maar het bont zandoogje komt dus ook wel eens langs… Wat verderop vliegt een sneeuwwit motje op uit het gras. De bleke grasmot. Overdag helpt de witte kleur om oververhitting op warme dagen te voorkomen, maar meestal houden ze zich gedeisd. Het witte pak maakt hen immers overdag kwetsbaar maar ’s nachts willen ze opvallen ! Wat ook helpt om mekaar te vinden is dat grote oog. Veel nachtdieren hebben dat. Nog het best vinden ze mekaar door middel van geurstoffen. Het wijfje scheidt die als een parfum in de nachtelijke lucht af. De mannetjes vangen dat feromoon op met hun ragebolsnuit. Die staat er in de plaats van monddelen (volwassen motten eten niet). De ragebol brengt hen blindelings naar hun doel. Wij mensen gebruiken die feromonen om bv. de beruchte buxusmot te bestrijden. Een potje met specifieke geurstof volstaat om alle mannetjes in de omgeving te vangen en zo de voortplanting te verhinderen. Een interessante vraag is waar nachtvlinders ’s nachts de warmte halen om te kunnen vliegen ? Het zijn immers koudbloedige dieren. Dat doen ze door vóór het opvliegen de vleugels te laten trillen. Die spierbeweging bezorgt hen de nodige warmte. Ze hebben ook een harig pakje om warm te blijven. Die trui helpt bovendien om de ultrasone trillingen, die vleermuizen op hen afsturen (echolocatie), te dempen. Verderop eindelijk een mànnetje vuurlibel. In een vorig stukje vermeldde ik al een vrouwtje in onze tuin. Hij is over heel het lijf knalrood als een gloeiend kooltje. Die rode kleur helpt om op te vallen voor mannelijke concurrenten, want hij heeft een eigen gebiedje en natuurlijk valt hij zo ook op voor passerende wijfjes. Zij merkt aan de felheid van het rood dat het om een gezond, vitaal mannetje gaat. Ga maar eens op stap in onze tuin, met wat geluk zie je zo ’n vurig exemplaar op één van de boordstenen zitten, om zich sneller op te warmen ! |
Schoonheid en gevaar (19/7/2024)
Om eerlijk te zijn, soms denk ik, nu zullen we het stilaan wel gehad hebben. Zo groot is onze tuin ook niet en zeker 1/3 wordt kort gehouden. Maar bij elk bezoek zie ik nog iets nieuw. Aan de rand van ons akkertje, op de stengel van wilde peen, zit een grote, prachtige libelle. Een echte schoonheid. Ze laat zich nog benaderen ook ! Ik herken het wijfje van de paardenbijter. Vol met kleurige vlekjes. Als ze zich niet voortplant, kan je ze ver van het water vinden. Bijvoorbeeld rond paarden, die veel vliegen aantrekken. Onze libelle vliegt zo dicht rond het dier dat deze jachttechniek haar de naam bezorgde. Even verder, ook opmerkelijk tam, een luguber uitziende, grote vlieg (2cm !). ObsIdentify wordt er bijgehaald : roodbaardroofvlieg... De jachtluipaard onder de vliegen. Uiterst behendig vangt ze met haar krachtige, borstelige poten vliegen in volle vlucht.. Ze maakt daarbij de meest ondenkbare capriolen. Met haar scherpe monddelen injecteert ze vervolgens een verlammend gif en spijsverteringsenzymen. Daarna zuigt ze de vloeibaar geworden vlieg leeg... brrr... Nu trekt een bont vlindertje mijn aandacht. Eindelijk, daar is het oranje zandoogje. Voor mij het teken dat de zomer echt in het land is. Op de bruine achtergrond zijn de bovenvleugels bedekt met vrij grote oranje vlekken. Op de bovenste vlek zit een zwart "oog" met daarin twee witte vlekjes. Dat "oog" moet hem beschermen. Hongerige vogels pikken altijd naar de kwetsbaarste delen, de ogen. Hij verliest dan wel een hoek van zijn vleugel, maar zijn echt kwetsbaar borststuk blijft ongedeerd. Hopelijk volgen er paar zomerse weken want ook onze dagvlinders missen heftig de warmte. Ze warmen zich met hun vleugels als zonnepanelen, op een blad zittend, op tot 20 graden, pas dan kunnen ze de lucht in en vallen ze ons op. Als toemaatje – om die enge roofvlieg te vergeten – de wondermooie citroenpendelvlieg. Je kan ze niet missen nu op de bloemhoofdjes van het Jakobskruiskruid. Ik blijf voor u uitkijken naar nieuwe bewoners van onze biodiverse bladertuin ! |
Beware ! (12/7/2024)
Het blijft maar regenen met af en toe wat uren zon. De natuur kan echter tegen een stootje. Ook in onze tuin. Het enige wat echt opvalt is het lage aantal vlinders. Er is nochtans haast bij voor hen. In juli korten de dagen al met een uur en een kwartier ! Arbeiders zijn de bermen aan het maaien, de jonge struikjes in de rand aan het vrijzetten. Dat doet heel wat insecten op de vlucht slaan. Plots hangt de lucht er vol gierzwaluwen. Ze komen als uit het niets. Gierzwaluwen leven uitsluitend van vliegende insecten. Ook zij hebben jongen groot te brengen, dus elke opportuniteit wordt aangegrepen. Ik neem links en rechts wat foto’s en zonder het te weten leg ik een vrij grappig tafereel vast. Een vliegje dat nog geen Nederlandse naam heeft, lijkt te ontdekken dat het bedot is. De wilde peen staat in bloei en in het midden van het scherm van witte bloempjes staat er één zwart exemplaar. Dat is bedoeld om insecten te lokken, die denken dat er al volk aan de dis zit en de kust veilig is. Verder zie ik op de schermen ook soldaatjes, weekschildkevertjes, die als je ze verticaal bekijkt met hun rechthoekige dekschilden, het uitzicht van een krijger hebben. Ze eten nectar en stuifmeel maar als ze kunnen ook kleinere insecten. Het is één en al liefde op het bloemplatform. Er wordt gepaard dat het een lieve lust is. Erg schuw zijn ze niet. Als een vogel of een insect hen probeert te grijpen lozen ze een vieze, giftige stof. Onze voorouders ontdekten dat ze aan de hand van de soldaatjes het weer kunnen voorspellen. Uren voordat het gaat regenen kruipen ze onder de bloemschermen. Een vrij grote libel zet zich op de stenen boord van onze tuin. Daar is het net iets warmer. Door een foto te nemen en obsidentify in te zetten, kom ik te weten dat het een wijfje vuurlibel is. De mannetjes zijn knalrood. De wijfjes hebben een vrij plat, bruin achterlijf met in het midden een zwart streepje. Ze leggen hun eitjes in de gracht over de spoorweg maar in onze tuin komen ze op vliegende insecten jagen. Het is nu hun tijd. Bij een bezoek aan onze tuin kan je ze niet missen. Op de bloemen van knoopkruid zie ik nog een geurgroefbijtje. Enkele mm groot. In een vorig stukje sprak ik al over hun belager, de groefbijendoder. Het is oppassen geblazen als insect in onze bladertuin! |
Evening star (8/7/2024)
Het is nu hoogzomer, al zou je het niet zeggen. Overal bloemen. De natuur is vol kleur... Die kleuren zijn er om insecten te lokken, die zien het best wit en geel, vandaar… De mooie teunisbloem staat in bloei. Hij is een exoot uit Noord- Amerika en dook op in de 17de eeuw, met de katoenboten. Ondertussen is hij hier ingeburgerd. Overdag hangt de zwavelgele bloem er maar slapjes en gesloten bij. Wanneer het avond wordt komt ze open en staat de bloemkroon strak. Ze geurt weldadig om nachtvlinders aan te trekken. Die zijn er in grote getale. Met 2500 soorten zijn ze in Vlaanderen en er zijn er bijzonder mooie bij ! De rupsen van de teunisbloempijlstaart leven alleen op teunisbloem. Het aantal soorten dagvlinders is heel wat minder. Met gemiddeld 25 zit je al in een goede omgeving. Eigenlijk zijn er 70, maar de meesten zijn ernstig bedreigd. Dat aantal zegt veel over de kwaliteit van onze leefomgeving… Nachtvlinders verbergen zich overdag goed, zo beschermen ze zich tegen predatoren, maar ook ‘s nachts zijn er vijanden zoals vleermuizen en de zeldzame nachtzwaluw die op de heide voorkomt. Maar goed, de teunisbloem… De bloem ontvouwt zich vanaf de schemering in enkele minuten. Het gaat zo snel dat je het zichtbaar meemaakt. Een bloem leeft slechts één nacht, telkens volgen er nieuwe. Zo spreidt de plant het risico niet bestoven te worden vanwege slecht weer. Ze kan wel tot 5 maanden bloemen produceren. Bij ons zijn het vaak de eerste planten die kale grond koloniseren. Toepassingen zijn legio, de zaden zijn rijk aan een bijzondere olie die veel onverzadigde vetzuren bevat en ontstekinsgwerend werkt. Tijdens de oorlog werden de bladeren gedroogd en gerookt als vervangtabak. Wanneer de zaaddozen rijp zijn, barsten ze open en worden de fijne zaden door de wind verspreid. Distelvinken zijn er dol op. Door het verdwijnen van de vogelvangst komen die gelukkig weer meer voor. O ja, “teunisbloem”, een rare naam, die waarschijnlijk is afgeleid van Sint-Antonius die met deze bloemen vereerd werd. De teunisbloem leeft 2 jaar. Het eerste vormen de bladeren een rozet dat in de herfst prachtig rood kleurt. Dat rood kan je nu al zien op de gesloten kelkbladen. Tijd om de “Schone bij nacht“ - zoals ze in de volksmond genoemd wordt - nu in onze bladertuin te gaan bewonderen. |
Veelzijdig van nut (1/7/2024)
Soorten komen altijd samen vooral naargelang hun voorkeur. Dat kunnen grondsoort, lichtinval, zuurtegraad, hoeveelheid mineralen enz... zijn. We spreken dan o.a. van een bepaalde plantengemeenschap die een bepaalde niche invult. Vorige keer had ik het over glanshaver, een mooie grassoort die groeit en bloeit in onze bladertuin. Ze deelt die plek met het glad walstro. Een kluwen van witte bloempjes als kleine sterretjes op lange vertakte pluimen tussen het groen, van op afstand net een witte wolk. Niet alleen de bloemen lijken op sterretjes, ook de blaadjes zitten stervormig rond de stengel. De plant laat zich in het lange gras niet doen. Ze kan meer dan een meter hoog worden en legt zich dan languit over haar omgeving. De stengel is glad i.t.t. andere walstrosoorten. De deelnaam “wal“ betekent “dijk“ (waarop ze groeit) en “stro“ komt van de gewoonte van onze verre voorouders om hun strozak te vullen met de gedroogde plant. Zelf vertelde mijn grootmoeder me dat ze als kind de bladeren van bosvarens gingen afstropen om er de matras mee te vullen. Gedroogd walstro geeft de typische hooigeur afkomstig van het stofje cumarine, een aangename geur die merkwaardig genoeg vliegen en muggen op afstand houdt ! Niets dan voordelen… De plant werd ook gebruikt als diureticum o.a. tegen nierstenen en oedeem.E en thee ervan werkt kalmerend en helpt tegen slapeloosheid. Ook meegenomen is dat de thee een lichtzoete smaak heeft. De Latijnse naam “Galium“ verwijst naar de eigenschap van het sap om melk te laten stremmen in functie van kaasbereiding. Bewonderenswaardig toch hoe mensen vroeger hun voordeel wisten te halen uit hun natuurlijke omgeving. De meeldraden (het mannelijk deel) in de bloem komen het eerst tot ontwikkeling. Wanneer die hun werk gedaan hebben, groeien ze door en hangen dan buiten de bloem, waarna de stempel (het vrouwelijk deel) tot ontwikkeling komt. Zo wordt vermeden dat een bloem zichzelf gaat bestuiven, met op termijn inteelt tot gevolg. Is er gedurende de bloei een lange regen- of koude periode, dan gaan de meeldraden weer naar binnen krullen en bestuiven alsnog de rijpe stempels. Om insecten te lokken verspreiden de bloemen van walstro een heel aangename geur. Ga maar eens op geursafari in onze bladertuin. Diep in het gras, tegen de bodem aan zit een krasser. Eén van de 70 soorten sprinkhanen die ons landje rijk is. Een klein juweel dat zich meer laat horen dan zien. “Sre sre sre“, een seconde lang. Hij komt voor in het betere grasland. Gemaaid maar niet bemest, zodat de grasmat ijler wordt en het zonlicht een microklimaat kan creëren. Hij vindt in onze bladertuin dus het ideaal plekje. Op de schalen van onze fontein zitten Franse veldwespen te drinken. Ze komen voor in open gebied. Denk niet meteen aan verdelgen ! Deze wesp jaagt op vliegen en muggen, rupsen, bladluizen, spinnen en andere plaaginsecten en draagt bij tot de bestuiving van veel soorten bloemen. Zoete stof hebben ze nodig voor energie, die halen ze uit nectar. Belangrijke opmerking is dat deze wesp niet geïnteresseerd is in onze limonade of confituur. Wespen maken deel uit van een gezond ecosysteem. Zonder wespen duiken er allerlei plagen op ! Dat we zoveel slakken hadden het voorbije seizoen kwam natuurlijk door de regen maar ook door het feit dat we de natuurlijke vijanden uitgeroeid of gedecimeerd hebben (padden, egels, zanglijsters en roofkevers). |
De insectenzomer is begonnen… (24/6/2024)
We hebben er lang op moeten wachten maar eindelijk is de zon er. Na een weekje verlof ben ik benieuwd hoe onze bladertuin er uitziet. Het knoopkruid staat in bloei en volgt op de margrieten. Hier en daar zie ik kaasjeskruid, slangenkruid, Sint-Janskruid en aan de boorden, waar het gras niet te hoog staat, het prachtige brunel. Voedsel voor onze wilde bijtjes die aarzelend ronddansen voor de houten doorsneden van ons bijenhotel. Om je een idee te geven hoe klein ze zijn, nodig ik je uit even stil te staan bij de bloembakken waar de tijm nu prachtig in bloei staat. Sommige bijtjes zijn amper enkele mm groot. Met tientallen smullen ze uit de purperen bloempjes. In het gras zie ik voor het eerst vlinders : het groot dikkopje, zwartsprietdikkopje en bruin zandoogje. Die zijn i.t.t. de bijtjes vooral op nectar uit. Voorheen dacht men dat het niet zoveel uitmaakte welke bloemen voorradig zijn, maar jarenlang onderzoek bracht aan het licht dat die relatie bloemen-vlinders niet zo eenvoudig is. Vrouwtjes zandoogjes zoeken bloemen waarvan de nectar veel aminozuren (bouwstenen van eiwitten) bevat. Zo heeft ons zandoogje een sterke voorkeur voor knoopkruid. Gewone (gele) rolklaver die nu overvloedig voorradig is, wordt niet bezocht. Dit toont aan hoe belangrijk het is dat er een gevarieerd aanbod aan bloemensoorten in onze tuin aanwezig is en dit het hele seizoen. Een éénzijdig aanbod vermindert sterk de conditie van alle vlinders. We gaan wellicht ook niet elke dag naar de frituur… Op de hoek van het hek naast de alpacastal staat de mysterieuze kompassla. Bladeren die steil omhoog gericht staan tegen de stengel, de bladschijf afgekeerd van de zon naar het noorden of het westen gericht. Op deze wijze probeert hij uitdroging te voorkomen (al zal hij daar de laatste maanden geen last van gehad hebben). Zowel de middelnerf als de bladranden staan onderaan vol stekels ter bescherming tegen hen die wel een slaatje lusten. Hij komt oorspronkelijk uit de steppe van Zuidoost-Europa, waar de hitte moordend kan zijn. De tijd dat we aan akkerbouw begonnen te doen nam hij de gelegenheid te baat en heeft zich naar hier verspreid. Op de rand van de alpacaweide zingt de grasmus. Hij is tot in onze bladertuin te horen. In de jaren ’70 was dat bijna nergens meer het geval. Dat had te maken met de droogte in de Sahel, zijn overwinteringsgebied. Hij heeft zich zo gauw het daar minder droog werd stevig herpakt. Nu zit hij weerom overal te zingen waar er wat bramen, struiken en brandnetel staan. De veerkracht van de natuur ! Nog even terzijde… het is geen mus maar een frêle insecteneter (in de Middeleeuwen noemden ze alles “mus“). De Engelsen noemen hem the white throat, als hij bovenaan een struik zijn kort, krassend liedje zingt, valt die kraakwitte keel fel op… Breng zeker een bezoekje nu aan onze mooie en diverse bladertuin. |
Wat roert daar in het grasgewas… (14/6/2024)
De tijd van de margrieten is stilaan voorbij, andere planten nemen hun taak over. De meeste, zoals het knoopkruid, staan nog niet in bloei met dit kille weer. De ketting moet compleet zijn, anders volgt er een hungry gap. Tussen het hoge gras beweegt iets. Perfect gecamoufleerd. Kijk maar even op de foto hiernaast en streep open. Het is een jonge sabelsprinkhaan. Eén van onze grootste insecten tout court, zo’n 8 cm ! De voelsprieten worden zolang als het lichaam en de achterpoten dubbel zolang als de andere poten. Hij kan goed vliegen en dus prima koloniseren. Binnenkort valt hij vooral op door minutenlang luid en schel geratel. Dat doet hij door zijn vleugels snel tegen de binnenkant van zijn dijen - waarop zich fijne tandjes bevinden - te wrijven. Het moet dan wel droog weer zijn, anders werkt het instrument niet. Men kan hem horen tot 100 meter ver. Dat doet hij om een wijfje te lokken, maar hij is natuurlijk voor vogels een gegeerd hapje (zeg maar een vette kluif), vandaar dat hij zo onzichtbaar is. Als je dichterbij komt, stopt het zingen en kruipt hij naar de achterkant van de stengel. Wees maar zeker. Hij houdt je in de gaten ! Ze kunnen flink bijten dus niet vastnemen als je dat al van plan was… ! De volwassen dieren zijn pas eind juli te vinden, dus deze is nog aan het groeien, men noemt ze “nimf“. Ze zijn omnivoor d.w.z. ze eten planten maar ook allerlei insecten en zelfs soortgenoten. Die worden met de gedoornde voorpoten gegrepen en met de sterke kaken in stukjes geknipt. De wijfjes leggen in september een 300-tal eitjes met behulp van een legboor – op een sabel gelijkend - in de bodem. Het duurt tot 3 jaar voor de jonkies uitkomen ! Ze verschijnen in het voorjaar. Zolang ze klein zijn blijven ze - zoals de onze - goed verborgen in het gras. Als ze groter worden vervellen ze. Dat doen ze wel 7 maal. Terwijl alom grasmaaiers en grasmachines rond hem brommen, zit hij veilig in het lange gras van onze eco–tuin. Op een late margriet strijkt één van onze mooiste zweefvliegen neer : de pendelzweefvlieg. Ze pendelt van bloem tot bloem en blijft af en toe als een kolibrie hangen. De vleugels slaan dan 150 maal per seconde. Het borststuk valt op met zijn witte en zwarte lengtestrepen, op het zwarte achterlijf zijn gele vlekken te zien. Een vogel die hem spot denkt even aan een wesp, die aarzeling is voldoende om te ontsnappen. Op een andere margriet iets verder zit een écht wespje. Het is de groefbijendoder. Hij boort een loodrechte tunnel van wel 15 cm in de grond. In de tunnelschacht graaft hij zijwaarts compartimenten uit. Daarin legt hij telkens een 8-tal wilde, verlamde bijtjes en een eitje. Straks vinden zijn larven een rijke dis. Merkwaardig, elk compartiment bevat dezelfde soort bijtjes, bv. Groefbijen. Waarom dat zo is, daar is de wetenschap nog niet achter gekomen. Geniet van onze bladertuin en geef je ogen en oren de kost ! |
Gezien of niet gezien worden… (8/6/2024)
De natuur is op zijn mooist in juni. Ik weet niet waar het eerst kijken in onze tuin. Glanshaver, een grassoort, staat in bloei. De plant heeft geen insecten nodig voor zijn bestuiving. Hij doet het met behulp van de wind. Niet zo precies als door bijen dus veel stuifmeel nodig ! Geen gekleurde kroonblaadjes of geuren om insecten te lokken, enkel wat kafjes waaruit de hangende meeldraden zwieren. Mooi is het wel die bruinrode helmknoppen. De graspluim van 1 plant kan tot 200 kafjes bezitten en uit elk kafje hangen drie meeldraden. Stuiven maar ! De lucht is er vol van. Tot 200 stuifmeelkorrels per kubieke meter deze week. Eén op vijf mensen is er gevoelig aan. Geen wonder dat sommigen van ons zich naar de apotheker moeten reppen. In hetzelfde kafje zitten ook de vrouwelijke stempels, net witte veertjes. Heel kleverig om het voorbij waaiend stuifmeel niet te missen. Glanshaver glinstert, zowel de stengel als de kafjes, en heeft wat weg van een veld haver. Een zilveren festijn in de volle junizon. De margrieten staan nog in bloei. Alweer bemerk ik twee bijzondere spinnetjes. De krabspin camoufleert zich niet zoals de kameleonspin maar zit in een hinderlaag tussen de witte lintbloemen te wachten op een insect op zoek naar voedsel op de gele buisbloempjes. Ik slaag er in het drama te fotograferen. De spin die met haar grote en gesplitste voorpoten vol giftige stekels en haar dik lijf op een krabbetje lijkt, slaat bliksemsnel toe. Hier komt geen net aan te pas ! De naam "krabspin" ontleent ze naast de vergrote voorpoten ook aan het feit dat ze zich zijwaarts kan voortbewegen. Het veel kleinere mannetje dat op paring uit is, moet op zijn tellen passen ! Na de bevruchting dreigt hij een maaltijd te worden ! Hij heeft er wat op gevonden. Vóór de daad spint hij mevrouw in. Ze heeft wat tijd nodig om zich los te maken, inmiddels is hij uit de voeten … Nog een spinnetje op het bloemscherm van een naburige margriet, de sprietspin. Ze komt aan haar kostje door op de grond tussen het gras rond te rennen op zoek naar bodemdiertjes. Het is dus toeval dat ik ze zo zichtbaar aantref. Dat donkere streepje op haar rug, tegen de achtergrond van het strokleurig lijf, komt haar goed van pas. Als er gevaar dreigt, zet ze zich verticaal op een strostengel strekt de voor- en achterpoten gestroomlijnd uit, houdt zich met de middelste poten vast en gaat volledig op in haar omgeving. Een vlinder fladdert wat onhandig voorbij. Die valt wél op met zijn zwart pakje met rode vlekken ! Het is de dagactieve Sint- jacobsvlinder, een nachtvlinder. Hij is giftig doordat de rupsen zich volvreten met de blaadjes van jacobskruiskruid. De paardenliefhebbers onder ons schuwen de plant. Vers blijven de paarden er af maar gedroogd herkennen ze het gevaar niet. De Sint-jacobsvlinder waarschuwt met zijn felle kleur. Een vogel die er ooit één at, zal er niet van sterven maar zal er zich ook geen tweede keer aan wagen ! |
Cammouflage (31/5/2024)
Op de nok van onze alpacastal zit de zwarte roodstaart te zingen. De vogel kwam oorspronkelijk alleen voor in het gebergte maar via onze steden – die hij als rotsmassieven bekijkt - breide hij zijn leefgebied uit. Hij is er vroeg bij. Reeds twee uur voor zonsopgang zit hij te zingen. “Weet-ik weet-ik-weet ik-zzzzevereerrr“ : zo ongeveer klinkt zijn liedje. Ver trekt hij niet weg in de winter, Zuid-Europa. Hij is dan ook al half maart terug. Broeden doet hij het liefst in een holte of nis. In de alpacastal zijn er genoeg zo’n plekjes. Let maar eens op in de buurt van ons tuinterras. Hij zoekt het liefst voedsel op kale plekken en zit dan rechtop, met trillende, rode staart... Op het tuinpad huppelt een vliegvlugge jonge roodborst rond. Zijn ouders zijn al aan een tweede nestje bezig. De jonge roodborst kreeg van moeder natuur een extra bescherming mee. Geen rode borst maar een vuil grijze buik en bruine vlekjes op de rug en borst. Zo kan hij de eerste weken veilig doorkomen. In de herfst krijgt hij dan het gekende jasje. Dan is hij al wat meer vertrouwd met zijn omgeving vol gevaren. Het wemelt tussen het lange gras van gaffeljuffers. Net kleine, azuurblauwe feeën. De Engelsen noemen haar het “sierlijk juffertje“ en dat is ze ! Ze komen in onze tuin buurten. Opgroeien deden ze in de brede gracht vlak achter de spoorweg. Weeral een nieuwkomer als gevolg van de klimaatopwarming, net als de vorige week beschreven kameleonspin. De naam “gaffel“ is ontleend aan de zwarte ring op het tweede segment die in het blauw uitloopt in de vorm van een hooivork, een gaffel. Op alle bloemen zijn nu kleurrijke vliegjes te zien : zweefvliegen. In Vlaanderen zijn er zo’n 300 soorten. Aangezien ze vnl. geïnteresseerd zijn in stuifmeel, gaan ze niet diep in de bloem - waar de nectar zit - en bestuiven ze extra veel door hun druk contact met de helmknoppen waarop ze pollen zoeken. De talrijkste in onze ecotuin is de blinde bij. Nu ja, het is geen bij en ze is ook niet blind. Die naam komt van de verticale strepen op het oog, eigenlijk haarbanden. Kijk maar eens naar het oog op de foto hiernaast. Die haarbandjes dienen om de schittering van de zon op de facetoogjes te verminderen en dragen - zoals onze wimpers - bij tot een beter zicht. Niets is zomaar, in de natuur. Onze zweefvlieg gelijkt qua grootte en vorm wel sterk op een bij. Dat is een manier om niet ten prooi te vallen. Vogels bedenken zich even en ondertussen neemt ze de vlucht. Dan laat ze haar pootjes zoals een honingbij hangen. Daarenboven maakt ze ook nog eens een zoemend geluid ! En de vermomming is nog niet af ! Het achterste paar poten is verbreed. Bij de bijen hangen daar harige zakjes aan om stuifmeel te verzamelen maar bij de blinde bij is ook dat nep. Helemaal perfect is het niet. Onze blinde bij heeft slecht één paar vleugels, bijen 2 paar, en ze mist ook de langere antennes. Maar er is werk aan de winkel. Op een honingbij gelijken sinds de komst van de Aziatische hoornaar is ook niet meer je dat... |
Margrieten lokken fraais (22/5/2024)
Na een afwezigheid van 10 dagen, bezoek ik benieuwd onze bladertuin. De natuur is op zijn hoogtepunt… De nachtegaal zit nog te zingen ! Minder fel. Waarschijnlijk heeft hij een wijfje uit de lucht kunnen halen met zijn prachtig lied. Dit is ongetwijfeld dé waarneming van het jaar wat betreft onze bladertuin ! De margrieten staan talrijk in volle bloei, in de niet gemaaide percelen. Daar komen heel wat insecten op af. Ze smullen van stuifmeel en nectar op de talloze gele buisbloempjes omgeven door de witte lintbloemen. Het lijkt 1 bloem maar het zijn er honderden. Zo wil ze opvallen en insecten aantrekken. Wie niet groot is moet slim zijn… Een klein, groen, metaalglanzend kevertje zit op een margriet te eten en op te vallen. Klein maar fijn, met een opvallende naam : de fraaie schijnboktor. Terwijl hij stuifmeel zit te pitten, bevrucht hij ongeweten de mini-bloempjes. Als dat niet het aangename aan het nuttige paren is… Het mannetje heeft opvallend dikke dijen. Welk wijfje wil nu niet paren met zo'n mooie Popeye ? Even verderop zit een nog groter wonder. Een specialist in vermomming : de gewone kameleonspin. Hij zit op de witte lintbloempjes van de margriet in een hinderlaag, tot er een insect komt eten. Hij bouwt geen web maar verrast zijn prooi bliksemsnel vanuit de bloemkroon. Onze spin kan twee kleuren aannemen, wit of geel, al naargelang de bloemkeuze. De margriet is dus zijn perfect habitat ! Zijn camouflage is zo perfect dat je soms een insect over hem ziet kruipen. De vermomming werkt trouwens dubbel. Door zijn schutkleur valt hij ook niet op voor zijn belagers zoals mezen. Om hem mooi te kunnen fotografen kom ik met de camera dichtbij het bloemhoofd. Dat heeft hij snel door en even later kruipt hij weg achter de witte lintbloempjes. Nu is hij écht onzichtbaar… Bedankt aan Piet Peels van de technische dienst om ons akkertje voor wilde éénjarigen te laten ploegen ! Deze zomer wacht ons zo nog meer kleur en leven. Even verder hebben we ook een bloemenpluktuin laten aanleggen met vaste cultivars. Nu nog wachten tot alles zich definitief settelt ! |
Zaadverspreiding (3/5/2024)
Ga je op de eerste bank in onze bladertuin zitten, dan zal je nu algauw tussen het korte gras veel hemelsblauwe spettertjes zien. Het zijn de piepkleine bloempjes van de veldereprijs, amper 3 mm groot. Voor mij krijgt het plantje een ereprijs voor nederigheid en kleurenschittering. De familienaam dook voor het eerst op in de kruidenboeken van Hildegard Von Bingen (13de eeuw). Waarschijnlijk heeft het plantje zijn mooie naam te danken aan tal van geneeskrachtige eigenschappen. Voor alles werd het gebruikt : huid, longen, nieren, keel, geheugen enz. Het geslacht "Veronica" is moeilijker uit te leggen. Veronica was in de middeleeuwse legende de vrouw die Jezus tijdens diens kruisweg het gelaat met een zweetdoek afdroogde. Men beweerde dat op het doek zijn gezicht stond afgedrukt. In de vroege Middeleeuwen zocht men een naam te geven aan vele geneeskrachtige planten. Bij sommige soorten ereprijs (er zijn er in onze contreien 23 !) is het onderste kroonblad wit ipv blauw, in het midden staat een vaag vlekje waarin je met goede wil een gelaat kan zien, vandaar... Interessanter en relevanter is de wijze waarop onze veldereprijs zijn zaadjes verspreid, niet door de wind, de vogels of de mieren maar door de regen. Uit de vrucht in de bladoksels - die overigens op een hartje gelijkt - komen platte, ronde zaadjes tevoorschijn. Bij felle regen gaan die als vlotjes op het wegstromend water wegdrijven en aldus... Wat verderop links, tegen het pad groeit wilde aardbei of bosaardbei. De blaadjes, bloemen en vruchtjes ervan gelijken op onze gekweekte aardbei. De plant verspreidt zich razendsnel door zijn stengels op de grond te leggen en vervolgens te laten wortelen, die stengels noemt men uitlopers. Bosaardbei heeft echter een nog effectievere methode om zijn zaadjes te verspreiden. Bij bevruchting door wilde bijen of zweefvliegjes ontwikkelt de bloembodem zich tot de gekende bolvormige, rode en dus opvallende vrucht waarop langs de buitenkant de zaadjes verspreid zitten. Deze minivruchten zijn even lekker als onze gekweekte aardbeien. Vogels lusten die rode, zoete vruchtjes ook. Door ze te eten gaan de zaden in hun maag en darmen al kiemen, worden vervolgens uitgepoept en krijgen zo vocht en mineralen mee om snel op te schieten, ver van de moederplant. Verneem zonet op de werkvloer van Peter Van Wittenberge dat er deze week een hoge gast was in onze bladertuin : een nachtegaal ! Bepaald zeldzaam. Ze arriveren uit hun winterkwartieren rond half april. Mogelijk is hij nog op doortrek. Ik durf niet te hopen dat die zou broeden in onze tuin. Hij zat te zingen in de bramenrand aan de achterste bank. Zijn zang is betoverend, zelf houdt hij zich heel verborgen. We houden jullie op de hoogte... |
In evolutie… (26/4/2024)
Onze tuin staat momenteel vol roze minibloempjes van de zachte ooievaarsbek. De gehele plant is behaard met zachte, lange en korte haren. Dat jasje helpt tegen late vrieskou. Hij bloeit iets vroeger dan de kleine ooievaarsbek waarop hij sprekend gelijkt en waarvan de beharing op de stengel overal dezelfde lengte heeft. Aangezien kleine ooievaarsbek pas in mei bloeit, mag zijn trui wat dunner zijn. Eens de bloem van onze ooievaarsbek bevrucht is, groeit uit de bloembodem een lang, snavelachtig verlengstuk dat lijkt op de bek van een ooievaar. Tegen de centrale spil van die “snavel“ liggen vijf naaldvormige reepjes die onderaan eindigen op een doosje dat piepkleine zaden bevat. Wanneer de naalden rijp en droog zijn, komen ze plots van de spil los en zwieren de zaaddoosjes de hoogte in. Zo wordt het zaad een eind van de moederplant gegooid en wordt inteelt vermeden. De zachte ooievaarsbek bloeit vroeg, om te voorkomen dat de zaadjes tegen het opschietend gras aanbotsen en alsnog vlakbij de moederplant terecht komen. In de bosrand van onze tuin klinkt het vrolijk gezang van de zwartkop. Het mannetje heeft een zwarte kruin, het wijfje een bruine. Voor de rest zitten ze in een grijs jasje. Begin maart laat de soort reeds van zich horen. De zwartkop is één van de weinige zangvogels die het goed doen. Onbedoeld is de mens hier de oorzaak. Door klimaatopwarming trekken sommigen niet meer naar hun winterkwartieren. De meesten steken wel het kanaal over. Bij de Britten is - door het zeeklimaat - de winter nog zachter. De zwartkop verandert in de winter ook van dieet, i.p.v. insecten worden het zaden die op de voederplank van vogelminnend Engeland ruim voorradig zijn. Ringwerk bracht aan het licht dat degenen die blijven niet paren met dezen die terugkeren. Door niet meer weg te trekken treden op termijn kleine fysieke verschillen op - de vleugellengte bv. - die blijkbaar door de vogels herkend worden. Door hier te blijven zijn bovendien de beste plekjes al ingevuld als de andere terugkeren. Zo ontstaat op den duur een ondersoort en op lange termijn een nieuwe soort. Een andere reden waarom zwartkop het steeds beter doet is de overvloedige stikstofneerslag in onze contreien; die bevordert braamvorming. Laat dat nu de plant zijn waar hij bij voorkeur zijn nestje in bouwt. De suikers van braambessen leveren in de herfst ook de vetreserve die hij nodig heeft voor de 3000 km lange tocht naar de winterkwartieren in Spanje en Noord-Afrika. Maar thans is hij terug en aangenaam gezelschap in onze bladertuin ! Tot laat in de zomer verblijdt hij ons met zijn klaterend lied, zelfs als de jonkies allang het nest verlaten hebben. Het is alsof hij aan het zingen zélf plezier beleeft. |
Uit de tijd van de dino’s (18/4/2024)
In alle stilte heeft het plantje heermoes in onze bladertuin al een hele weg afgelegd. Het eerst verscheen vroeg dit voorjaar de lichtbruine bloeistengel die sporen vormde (zoals paddenstoelen dat doen). Hij bloeit zo vroeg omdat de andere planten (zoals grassen) dan nog niet opgeschoten zijn en hij zijn sporen ongehinderd kan verspreiden. Eens de bloeistengel verwelkt (hier en daar nog te zien) verschijnt het groene deel van de plant, de dennentak-achtige stengels. Zijn wortel reikt tot anderhalve meter diep ! In de tijd - 400 miljoen jaar terug - dat dinosaurussen hier rondstruinden, bereikte deze plantenfamilie een hoogte van 10 meter ! Onze steenkoollagen werden voor het grootste gedeelte gevormd door deze “bomen“. Hij overleefde de klimaatcrash waardoor de dino's uitstierven en nog vandaag is het de eerste plant die door gestolde lava opschiet. Hij is ook resistent tegen zware metalen en andere giftige stoffen. Op zwaar samengedrukte en vervuilde bodems verschijnt heermoes als eerste. Het gif slaat hij in zijn weefsel op, waardoor hij giftiger wordt dan zijn omgeving. Een echte bodemgenezer dus… Heermoes heeft daarenboven tal van geneeskrachtige eigenschappen, waaronder een sterk vocht afdrijvende werking, nuttig bij het evacueren van nierstenen of oedeem. |
Meesjes en bijen (11/4/2024)
Onze bladertuin ontwaakt stilaan na een lange grijze winter. Wij hingen er 2 nestkastjes op voor kool- en pimpelmees. Die zijn inmiddels in gebruik genomen. Kijken mag maar niet aankomen ! Wijfje koolmees zit inmiddels te broeden. Dat weten we doordat het mannetje regelmatig met een rups komt aanvliegen om haar aan te moedigen. Hij laat dan een typisch geluidje horen waarop zij vanuit de kast kirrend reageert. Enkele jaren geleden voltrok zich een stil drama. In vele mezenkasten lagen de jonkies dood. Onderzoek bracht aan het licht dat het uitgekamde hondenhaar dat bleef rondslingeren, door de mezen gebruikt werd om het nest te stofferen. Dat hondenhaar was giftig door het tekenwerend collier. Door huidcontact met het beklede nest kwam het gif in het bloed van de meesjes terecht... Tijdens de eerste vijftien dagen van hun leven eet een koolmezennestje al ruim 800 rupsen. Ze worden in die korte tijd maar liefst 20 keer zwaarder. De ouders hebben er een dagtaak aan om de kleintjes te voeden. De biologische appelteelt heeft de vogeltjes inmiddels ook ontdekt : de schade in appelboomgaarden wordt met 25% teruggebracht als de appelteler 2 á 4 nestkasten per hectare ophangt. |
De laatste gasten in ons tuinfeest (6/10/2023)
Beste belangstellenden, ik ga hier voorlopig afsluiten. We zien mekaar terug volgend voorjaar. Ik bedank u voor de vele duimpjes en reacties. Het doet deugd dat onze bladertuin op zoveel sympathie kan rekenen. Hier gaan we dan voor een laatste keer dit jaar... Zoals in alle tuinen zit er momenteel een roodborstje te zingen. Niet meer dan één, want mannetje en wijfje hebben elk hun eigen plekje in het najaar en de winter. Dat doen ze om genoeg voedsel te vinden. Dat ze zich er thuis voelen, laten ze weten aan soortgenoten door te zingen. Hier geldt dus een uniek fenomeen : vogels waarvan zowel het mannetje als het wijfje zingt : "bezet !". Omdat in onze bossen, het natuurlijk habitat van het roodborstje, alle plekjes reeds in gebruik zijn door inheemse roodborstjes, gaan de inwijkelingen vanuit het Hoge Noorden in onze tuinen hun tijdelijke stek zoeken. Let er eens op. Nooit meer dan één. Hun parelende, ietwat melancholische zang is vaak het enige geluid dat nu nog te horen is in het groen. Eén van de laatst bloeiende planten in onze tuin is de mooie avondkoekoeksbloem. Overdag oogt de bloem wat verlept maar 's avonds komt ze strak open en geurt ze weldadig. Daar heeft ze een reden voor. Ze wordt immers bestoven door nachtvlinders. Het wemelt in onze bladertuin momenteel van heidelibellen. Het valt me op dat ze nu vrij goed te benaderen zijn. Van twee ervan kan ik nog een mooie foto nemen. Uitvergroot zie ik op de terrastegels een wijfje van de bruinrode heidelibel (let op de gele, verticale streepjes op de zwarte poten) en een mannetje vuurrode heidelibel dat nog wat zit te snoepen van de laatste zonnestralen. Met zijn felrode kleur kan hij zich moeilijk verstoppen op het schorspad. Ultiem vind ik nog een nieuw plantje. Het is zo klein dat het me al die tijd ontgaan is. Het groeit tussen het gemaaide gras nabij de bank achteraan de tuin. Daar kan het tussen het gekortwiekte gras genoeg licht vangen om zich te ontwikkelen. Brunel. Een beauty, al moet je wel door de knieën gaan om ervan te kunnen genieten. "Nederig zijn is in de waarheid zijn", zei de H. Theresia van Avila... |
Trillen als een espenblad (29/9/23)
De meeste bomen in onze tuin zijn nog groen, maar de ratelpopulier, achter het alpacahok, kleurt reeds mooi roodgeel. De boom noemt ook esp. "Trillen als een espenblad" is een uitdrukking voor iemand die heel bang is. De lange bladsteel is afgeplat en staat verticaal op de horizontale bladschijf ingeplant. Hierdoor , en door de lengte van de bladsteel, vangt hij veel wind en hangen de blaadjes voortdurend te trillen. Heel feeëriek ! Dat trillen zou dienen om verdamping te bevorderen waardoor de boom sneller kan groeien. Omdat het hout traag brandt en niet knettert, is het de ideale boom om lucifers van te maken. Het hout wordt nauwelijks warm, heeft geen last van 'harsbloeden', splintert niet en is daarom zeer gegeerd in de saunabouw. Espenhout is licht en splijt moeilijk. Ideaal materiaal destijds voor de Romeinen om er schilden van te maken. De esp kan meer dan 100 jaar worden. De onze is ongeveer 10 jaar en krijgt hopelijk de kans om uit te groeien tot een kleurrijk, ritselend monument. |
De herfst blaast op de hoorn (22/9/23)
De herfst legt zich als een zachte deken over onze bladertuin. Ik zie steeds minder kleur en beweging. Op een verdorde meidoorn, bekleed met de hop die we vorige week beschreven, groeit groot dooiermos. Het is een korstmos dat zijn voedsel uit regen en lucht haalt en in feite bestaat uit een samenwerking van twee organismen : een schimmel en een wier. Beiden halen hun voordeel. De schimmel houdt water vast dat het wier kan gebruiken om aan bladgroenverrichting te doen. Hij beschermt het wier ook tegen uitdroging of vraat en levert mineralen. De alg bezorgt de schimmel voedsel in de vorm van suikers maar ook de nodige meststof zoals nitraat (stikstof !). Zo 'n vlek korstmos groeit erg traag (0,1 mm/jaar) en is zeer taai. In de ruimte overleefden ze drie weken de sterke UV-straling en koude en kan in rust gaan (wanneer het bv. te droog wordt). Het zijn echte pioniers die het eerst op blote stenen verschijnen en de komst van mos (het volgende stadium van afbraak) voorbereiden. Ze zijn extreem gevoelig voor luchtvervuiling. Hoe minder soorten, hoe vuiler de lucht. Een echt juweeltje duikt op : de kleine vuurvlinder. Hij probeert nog wat honing te puren uit de laatste hoofdjes van het boerenwormkruid. Het is een territoriale soort. Het mannetje verdedigt zijn gebied van zo’n tien vierkante meter met verve. Vanaf een steen of een groepje bloemen verjaagt hij alle indringers, zoals andere vlinders of insecten, door er agressief omheen te vliegen. Hij is een globetrotter die tot boven de poolcirkel voorkomt maar kan ook goed de hitte aan. We zullen hem dus niet zo gauw verliezen. Hij vliegt hier in onze bladertuin nog tot eind oktober ! Tot slot zie ik nog een wijfje bloedrode heidelibel op het schorspad neerstrijken. De camouflage is volstrekt ! Zij vertrouwt er op, want ik kan dicht genoeg naderen om een foto te maken. Streep maar eens open, misschien zie je haar zitten... |
Een streepje voor (15/9/23)
Achteraan onze bladertuin, tegen de bank aan, vind ik zowaar wilde hop, de vrouwelijke plant althans, de soort is immers tweehuizig ("living apart together"). Het zijn klimplanten die zich omhoog hijsen aan de bomen en struiken in onze tuin. Daartoe zijn de slingerende stengels voorzien van stevige weerhaakjes waardoor ze ruw aanvoelen en zelfs kunnen schaven. De hop groeit naar plantenmaatstaven razendsnel, tot wel 10 cm per dag en zo tot 10 meter hoog! Ze kan tot twintig jaar oud worden ! De wortel heeft in het voorjaar ondergrondse stengels die als mini-asperges kunnen uitgegraven- en gegeten worden. De vrouwelijke hopbellen zijn nu aan het rijpen. Op de binnenkant van de schubben van het zachte kegeltje bevindt zich een fijn, geel poeder. Dat is uiteraard geen stuifmeel, maar lupuline, een bitter stofje waarvan men vermoedt dat het dient om de bloem en de toekomstige vrucht schimmelvrij te houden. Het poeder wordt aan het bier in wording toegevoegd waardoor het brouwsel langer houdbaar is en het zijn bittere smaak krijgt. Waar hop industrieel geteeld wordt, moeten de wilde mannelijke planten in de buurt van de plantage vernietigd worden. Bevruchte hopbellen bevatten immers in hun zaden een vetstof die, bij toevoeging aan het bier, het schuimen ervan belet. In Engeland geven ze daar minder om, daar is geen jacht op mannelijke planten... De bladeren van de hop worden lekker bevonden door de opgroeiende rupsen van atalanta (zie foto), dagpauwoog en gehakkelde aurelia. Deze drie dagvlinders zijn te bewonderen in onze bladertuin. Plots zie ik op de hopplant een wijfje van bruinrode heidelibel neerstrijken. De bloedrode heide libel bespraken we hier al. Het mannetje van de bruinrode is zoals de naam het zegt meer bruinrood. De wijfjes van beide soorten zijn echter moeilijk uit elkaar te houden. Bij allebei zijn de poten zwart maar bij het wijfje van de bruinrode heidelibel zijn er gele lengtestreepjes te zien. Daar moeten de mannetjes het dus mee doen om zich niet te vergissen. De larve van de bruinrode heidelibel leeft drie jaar onder water, het volwassen dier dat ik hier in de tuin zie slechts 4 tot 5 weken. Geniet nog van de laatste zonnige dagen, gericht naar de zonnestralen doet onze libel dat ook ! |
Klein, bruin en mobiel (8/9/23)
Elke keer ik onze bladertuin bezoek, zie ik nieuwe zaken. Met dank aan de verantwoordelijken om zo laat mogelijk te maaien. Veel planten en insecten krijgen zo de kans hun cyclus te voltooien. Deze keer valt mijn oog op groot kaasjeskruid. Zo genoemd omdat de vruchtjes lijken op een Goudakaas, maar er valt meer te zeggen over deze schoonheid. Om zelfbestuiving en dus inteelt te vermijden, komen binnen éénzelfde bloem de mannelijke en vrouwelijke delen niet tegelijk tot ontwikkeling. Op deze manier is slechts kruisbestuiving (tussen twee bloemen) mogelijk. Eens de bloem bevrucht, vouwt ze zich dicht. Edoch... bijen boren onderaan de kroonbuis een gaatje om de nog aanwezige nectar alsnog te stelen. De niet bevruchte bloem doet haar best om zaden voort te brengen. De roze kleur lokt bijen en hommels. Bijzonder zijn ook de honingmerken - de donkere, gegroefde strepen op de binnenkant van de bloemkroon - in de richting van de bloembodem. Zij zijn wegmarkeringen naar de beloning voor de door het insect onbedoelde bestuiving. Kaasjeskruid is niet alleen mooi maar ook nuttig. Van alle delen van de plant kan je thee maken. Die heeft een milde nootachtige smaak en een heilzame werking op de luchtwegen. In een slaatje zijn alle delen van de plant lekker en de bloemen decoratief. Het voorkomen van een klein dagvlindertje hangt af van de aanwezigheid van de plant. Het kaasjeskruiddikkopje, alweer een soort die de laatste jaren door de klimaatopwarming plots op de bühne verscheen. Een beauty is het niet, het gelijkt op een motje maar de stand van de vleugels en de knopjes op het eind van de voelsprieten verraden hem. Voor 2009 was hij een zeldzaamheid. Sindsdien is hij aan een stevige opmars bezig. Omdat het kaasjeskruiddikkopje als rups in de strooisellaag overwintert, maaien we onze percelen pas eind september, niet te kort en halen we het maaisel weg. Zo kunnen we er volgend jaar nog van genieten ! |
Vurige liefde en hemelsblauwe schoonheid (1/9/23)
Als de heide in bloei staat - en dat is nu - zie je alom de bloedrode heidelibel. Ze werd lang geleden door een Duitse entomoloog, die op de heide rondzwierf, voor het eerst beschreven, maar komt eigenlijk overal voor waar stilstaand of zwak stromend water is. Het mannetje is gewoon prachtig en nu te zien in onze bladertuin. De bloedrode kleur komt in zijn Latijnse naam voor : Sympetrum sangineum. Vanop een hoge, buigende grasstengel zit hij te lonken en te pronken naar passerende, bruingroene wijfjes of klaar om voorbijvliegende mannetjes uit zijn buurt te verjagen. Ze durven vrij ver van het water gaan om op plaatsen te komen waar veel vliegende insecten zijn. Zo belanden ze in onze bladertuin... Als het te warm wordt op zijn zitje steekt hij zijn achterlijf omhoog. De zogenaamde obeliskhouding (zie foto). Zo vangt hij minder zonnestralen. Het zijn vleeseters, de jachtluipaarden onder de insecten. Met een verbazende behendigheid en een uitklappend masker plukt hij vliegjes uit de lucht die hij vliegend uit het vuistje eet. Zelf kan hij ook prooi worden. Dezer dagen trekken boomvalkjes weerom naar het zuiden. Deze zijn gespecialiseerd in het vangen van rondvliegende libellen. Ze knippen er wel eerst, vliegend, de vleugels af die je dan naar beneden ziet dwarrelen. In het weggaan zie ik nog een mooi plantje met een leuke naam : het hazenpootje, een soort klavertje met leuke bloempjes die inderdaad op de poot van een haas of konijntje lijken. Het hazenpootje is in staat stikstof uit de lucht te halen en om te zetten tot meststof, actueel ! Voor het mooiste dagvlindertje van onze bladertuin - het icarusblauwtje - dient hij als waardplant voor de rupsen. |
Over een kaars en een vlieg (25/8/23)
Onze bladertuin blijft verrassen, zelfs in de late zomer, als stilaan alles op zijn retour is. In de border van één van onze perceeltjes vind ik de koningskaars. Een vrij zeldzame majestueuze soort die bloeit in de late zomer en herfst. De plant zit er warmpjes in door een dichte, wollige, witte beharing. De bladeren werden bij de Romeinen gebruikt op het toilet... ze schreven er eerst de namen van hun vijanden op. In de 16de eeuw werd de stevige, tot 2 meter hoge bloeistengel met teer ingestreken en gebruikt als fakkel, vandaar misschien de naam... De koningskaars is bedachtzaam: ze zet niet alle bloemen tegelijk in bloei, met het oog op een regenperiode, wanneer bevruchting door insecten uitblijft. Aangezien ze kale terreinen prefereert (pionierssituaties), maakt ze heel veel fijne zaden die op de hoge bloemstengel met de wind als zout uitgestrooid worden, jarenlang kunnen overleven en wanneer een gunstige situatie - bv. grondverzet door wegenwerken - zich voordoet, hun kans grijpen. Nog een prachtig insect in onze bladertuin, met een wat lugubere naam, de doodhoofdszweefvlieg. Nu volop te zien. Uiterlijk heeft ze iets weg van een bij. Zo worden vogels op het verkeerde been gezet. Anders dan bij de zorrozweefvlieg, leeft de larve in het water, in rottend materiaal. Ze heeft een enorme lange periscoop om adem te halen boven water. Tijdelijke poeltjes of een met water gevulde boomholte zijn haar al genoeg. Haar naam ontleent ze aan het donkere borststuk waar je met een beetje goede wil een doodshoofd kan in zien. Voor de rest is ze een heel nuttige bestuiver. Ga maar eens kijken in onze blader-ecotuin... |
Sprinkhanentijd (18/8/223)
Deze tijd zie je ze overal in onze bladertuin opspringen. Het is sprinkhanentijd. Ons land telt zo'n 45 soorten. In onze bladertuin zie ik vooral de bruine sprinkhaan. Hij gelijkt sprekend op 2 andere soorten. Eigenlijk ben je maar zeker als je ze hoort. Ze hebben zoals vogels elk een eigen zang. Die brengen ze voort door met hun achterste poten op hun vleugels te wrijven. Ze worden dan ook vaak genoemd naar het geluid dat ze produceren. Snortikker, ratelaar, wekkertje. Maar onze sprinkhaan noemt dus gewoon "bruine sprinkhaan". Dat geluid maken ze om wijfjes naar zich te lokken en andere mannetjes uit de buurt te houden. Hoffelijk zijn ze wel. Ze laten elkaar uitspreken maar reageren wel onmiddellijk. Zzz ... Zzz ... Als je wil geluid produceren door met je knieën op je vleugels te wrijven moet het wel droog en zonnig zijn, anders werkt het instrument niet. In het nauw gedreven heb ze twee manieren om te ontsnappen... Springen... zo'n 25 cm hoog en gemakkelijk een meter ver. Zijn lichaamslengte in acht genomen zou dat betekenen dat wij over een voetbalveld springen. Zijn vleugels helpen hierbij ook wel effe, en dat allemaal in een dertigste van een seconde... Als hij toch in een hand, vogelsnavel of spinnenweb geraakt, spuwt hij zijn maaginhoud uit. Je zou als belager van minder je eetlust kwijt zijn... Met collega Hilde hebben we wat vaste cultivars aangeplant, geschonken door één van onze medewerkers. We zullen dat eens organiseren voor elk die planten wil afstaan voor onze pluktuin. |
De “zorrovlieg“ (11/8/23)
Wat is het verband tussen Zorro en een kleurrijk vliegje in onze bladertuin ? Bekijk aandachtig de foto's... Zorro heeft een zorrosnorretje, ons vliegje heeft er twee... op de gele velden van het achterlijf. zie je het ? Daarom noemt dit vliegje de snorzweefvlieg. Zweefvlieg inderdaad want hij kan seconden stil in de lucht blijven hangen - zijn vleugels bewegen wel aan 300 slagjes per seconde - om dan op een bloemscherm neer te strijken. Het vliegje leeft van nectar en stuifmeel, haar eitjes legt ze te midden de bladluizen. De larven zijn er aan verslingerd. Als de winter komt wedt de soort op 2 paarden. Een deel van de populatie trekt weg naar het zuiden, honderden kilometers ver, jawel zoals de zwaluwen. Hun nakomelingen zien we hier in de zomer terug. Nog iets : zorrovlieg trekt een wespenpakje aan om vogels en misschien ook ons op afstand te houden. In 2021 werd het aantal soorten zweefvliegen in Vlaanderen geteld, 309 ! De helft ervan is echter met uitsterven bedreigd. Ze geven een goed idee hoe gezond onze omgeving nog is. Nuttig zijn ze allemaal, als bestuivers van onze gewassen en nooit lastig. Ze komen in de tuin maar niet in huis. Ik ben ook niet zo'n zweefvliegkenner maar de snorzweefvlieg kan je niet missen in onze bladertuin. Succes ! |
Iets over hommels (4/8/2023)
Drie van de dertig soorten zie je makkelijk in onze bladertuin. Hun hoogst merkwaardig gedrag werd recentelijk grondig bestudeerd. De koningin legt in het najaar onbevruchte eitjes, daaruit komen mannetjes voort. De snelste mag haar tijdens een bruidsvlucht bevruchten. Hij is van het jaloerse type, want na de paring sluit hij haar geslachtsopening af met een gelplugje. Uit de bevruchte eitjes komen werksters. De likstof die de koningin afgeeft, houdt ze klein. Komen er teveel werksters, dan raakt de likstof op en zijn er werksters die tot koningin uitgroeien. In deze tijd dreigt een hungry gap. Er zijn gewoon te weinig geschikte bloemen in onze opgekuiste omgeving. Anders dan honingbijen leggen hommels geen voorraad honing aan, immers, alleen de koningin overwintert. Een week zonder voedsel kan de kolonie al fataal worden. Hommels behoren tot de topbestuivers van onze gewassen. Dus zuinig op zijn... Gelukkig vinden ze in onze bladertuin ook nu nog volop voedsel. Net voor het verlaten van onze tuin zie ik nog een bloedmooi vlindertje. Het muntmotje. Een dag- actief nachtvlindertje. Altijd valt hier wel wat te beleven. Geniet ervan ! |
Bijenhotel (28/7/2023)
Onlangs werd onze tuin voorzien van een bijenhotel. De houtschijven waarop de namen stonden van de organisaties die onze bladertuin steunden deden dienst, de logo's waren inmiddels onleesbaar geworden. Jobstudenten boorden vakkundig de verweerde schijven hout vol gaatjes van verschillende diameter, waarvoor dank ! Er leven in ons land 375 soorten wilde bijen. De meeste zijn solitair. Anders dan bv. de honingbij leven ze alleen. Een aantal bezoekt graag onze bijenhotels om er zich voort te planten. Ze gebruiken de door ons in het hout geboorde gangetjes om er hun eitjes in achter te laten, samen met een klompje stuifmeel. Vervolgens metselen ze de nestingang dicht met houtige specie vermengd met speeksel. Je kan dus makkelijk zien welk gaatje bewoond is. Vandaag nam ik een kijkje of er al interesse is en zowaar, er vlogen al bijtjes rond ! Let wel, de meeste zijn erg mini, zoals op de foto te zien is. Steken zullen ze je niet doen, daarvoor zijn ze te klein. Er was nog een verrassing bovenop ! Er vloog ook een prachtig goudwespje in de buurt. De koekoek onder de insecten. Ze droppen hun eitjes in de nestgangen. Deze komen snel uit, hun larven eten de eitjes en de larven van de gastheer. Bovendien smullen ze de hele voorraadkast, die voor het slachtoffer bedoeld was, leeg. Mooi maar meedogenloos dus... |
De pyamawants (21/7/2023)
Een insect in opmars met dank aan de klimaatopwarming. Vroeger was hij hier zeldzaam. Nu niet meer. Hij houdt zich schuil in de uitgebloeide en half dichtgeplooide schermen van de wilde peen. Je kan hem niet missen. Zijn kleur is knalrood met zwarte strepen. Als hij door een vogel gepakt wordt scheidt hij een bitter, stinkend sap af waardoor de hongerige aanvaller de volgende keer wel twee keer nadenkt. Voor het overige is hij onschuldig. Hij leeft van plantensapjes die hij met zijn zuigsnuit in de stengel aanboort. |
Bruin / Icarusblauwtje (14/7/2023)
Niet dat er nu alleen maar vlinders te spotten zijn in onze bladertuin, maar het is vlinderseizoen en alweer ontdekte ik daarnet 2 juweeltjes bij mijn wekelijks bezoekje. Het bruin blauwtje en het Icarusblauwtje. Je moet wel van dichtbij toe kunnen kijken want ze zijn beide maar een duimnagel groot, maar zoals op de foto's te zien is zijn het bijoutjes. Het bruin blauwtje profiteert van de warmte en de droogte. De laatste jaren neemt hij toe dank zij de klimaatopwarming. Hij is gek op bloemrijke ruigten en heeft vooral een ruim nectaraanbod nodig. Die vindt hij ten overvloede in onze tuin. De volgroeide rups laat zich op de grond vallen en wordt dan door mieren naar het nest meegenomen, doordat ze suiker afgeeft. Hier kan ze veilig overwinteren. Het Icarusblauwtje heeft zoals het bruin blauwtje een schitterend vlek- en kleurpatroon op de ondervleugel. Het mannetje heeft iriserend blauwe bovenvleugels. Het bruin blauwtje is effen bruin op de bovenvleugels. In tegenstelling tot het bruin blauwtje is de rups erg kieskeurig. Ze eet alleen van rolklaver of kleine klaver. Die zijn gelukkig in onze tuin voorradig. Je kan de vlinders vooral vinden op het Jacobskruiskruid dat tegen de spoorweg in de berm goed aanwezig is. Wie in de vakantie onze tuin bezoekt, loopt een grote kans een blauwtje op te lopen... |
Vlinders droge graslanden (7/7/23)
Onze bladertuin is een echt paradijs aan het worden voor vlinders van droge graslanden. De meeste bermen en hooilanden zijn reeds gemaaid. Het gaat hier dus om soorten die elders in de verdrukking leven en in onze - deels nog niet gemaaide - bladertuin een toevlucht vinden. Ik voeg aan het vorige lijstje van vlinders nog een vijftal soorten toe. Ware juweeltjes zijn het, als je de kans krijgt ze van dichtbij op een bloemhoofdje van bv. Jacobskruiskruid te bekijken. Hier zijn ze : de kleine vuurvlinder, het bont zandoogje, het oranje zandoogje en de gehakkelde aurelia. Deze laatste gelijkt met toegevouwen vleugels perfect op een droog blad, daarom zijn zijn vleugels ook zo verhakkeld, een camouflagetechniek dus. Als je goed kijkt zie je een witte letter c op de buitenkant van de vleugels. Dezer dagen zie je op de braambloemen achteraan de tuin, naast de bank, tussen de talloze wilde bijen en hommels, ook een rare snuiter, de kolibrievlinder. Een dag-actieve nachtvlinder die voor een bloem zoals een kolibrie stil kan hangen. Stil is hier relatief. Hij slaat 80 keer per seconde met zijn vleugels. Zijn tong van haast 3 cm kan hij uitrollen om nectar te drinken. Geef je ogen de kost in onze bladertuin, die een echte eco-tuin aan het worden is. |
Wilde peen (30/6/2023)
De biodiversiteit is toch wel opvallend in onze prille bladertuin in deze zomertijd. Terwijl overal de meeste plekken al gemaaid zijn, overleven vlinders van dit soort biotoop hier op deze plek naast ons ziekenhuis. Zo spotte ik er woensdag ll. tijdens een eenvoudige wandeling 2 soorten vlinders die je niet in je tuin zal aantreffen : het groot dikkopje en het bruin zandoogje. De wilde peen staat nu in bloei, hij is de oerversie van onze tuinworteltjes. Wanneer je aan de bladeren en vooral de wortel ruikt, ben je direct mee. De plant ontwikkelt een breed scherm aan kleine witte bloempjes met in het midden steeds een zwart of rood bloempje, een truc van de natuur om insecten voor de bestuiving te lokken. Dezen denken dat er al een klein vliegje op het bloemscherm zit en weten de kust veilig. Een beetje zoals een cafébaas die enkele fietsen aan zijn gevel zet om klanten te lokken. De blaadjes van de wilde peen zijn dan weer voedsel voor de rupsen van onze mooiste vlinder : de koninginnenpage, deze zag ik nog niet maar dat is een kwestie van tijd of toeval. |
Akkerstakkerds (26/6/2023)
De zon brandt momenteel ongenadig op onze jonge, frêle bladertuin. De vele margrieten staan er verschroeid bij. We lieten op die plek een perceeltje omploegen als akkertje voor eenjarige akkerflora, in de volksmond akkeronkruid genoemd omdat deze planten groeien op een plaats waar ze ongewenst zijn. In ons land zijn of liever waren er een 80-tal soorten. Hun oorspronkelijk habitat zijn afstortende hellingen waar vaste planten geen tijd krijgen om te wortelen. Toen de mens aan landbouw begon te doen, zagen ze onze akkers als ideaal habitat. Inmiddels behoren nagenoeg alle akkeronkruiden tot de rode lijst, dit is ernstig bedreigd of nagenoeg uitgestorven. Aangezien ze op een heel tijdelijke plaats moeten groeien, voltooien ze hun hele cyclus heel snel en wortelen ze ook direct diep. Door dat laatste verduren ze de intense hitte van de zon en de bodem relatief goed. Momenteel staan op ons mini-akkertje verschillende ingezaaide akkeronkruiden in bloei : de korenbloem, gele ganzenbloem en bolderik om er maar drie van te noemen. De bolderik is in het wild uitgestorven, hij heeft giftige zaden, vandaar... De gele ganzenbloem zie je met geluk in Wallonië nog wel eens in een akkerrand staan (ze zijn daar wat slordiger in het sproeien). De korenbloem duikt nog wel eens op bij wegenwerken. Op de aangevoerde grond op de Noordlaan staan ze mooi in bloei nu... maar dus ook in onze bladertuin. Geniet ervan ! |
Sint-Jacobsvlinder (9/6/23)
De struikjes die we dit voorjaar hier aangeplant hebben staan er opnieuw verdord bij. We moeten ze 2 keer per week besproeien, voor sommige is het reeds te laat... De lijsterbes en de liguster vinden het hier al veel te warm en schuiven noordelijker op. Tegelijk zien we zuiderse planten verschijnen in onze bladertuin, bv. het prachtige slangenkruid is er spontaan gekomen, de stempels van de blauwe bloempjes gelijken op de tong van een slang. Het is een bloem die druk door hommels bezocht wordt. Ook het Jacobskruiskruid is opgedoken en meteen de vlinder die zijn eitjes op de plant legt, De Sint-Jacobsvlinder. Een heel mooie verschijning. Het is een dagactieve nachtvlinder die een heel korte vlucht heeft overdag. De rupsen dragen een opvallend pyjamajasje, ze zijn even giftig als de plant en waarschuwen zo de vogels die ze willen verorberen dat ze niet te eten zijn. |
Gele morgenster (2/6/2023)
Breng gerust eens een bezoekje aan onze bladertuin. Die verrast ons bij elk bezoek ! Het staat er reeds vol met margrieten en hier en daar zeldzaamheden zoals de gele morgenster, maar zoals de benaming het zegt opent ze haar prachtige bloemkroon alleen 's morgens... Er vliegen ook al wat bijzondere vlinders rond die je niet zomaar in je tuin zal zien : het icarusblauwtje, het boomblauwtje en het hooibeestje. De medewerkers van de dienst zingeving en pastorale zorg plantten er begin juni vaste bloemen vlakbij de fontein. We hopen er deze zomer reeds op een weelde van kleuren en geuren aldaar. Zaak zal zijn ze regelmatig van water te voorzien want de klimaatverandering zorgt voor lange natte maar ook voor lange droge periodes. |