… en alweer wordt ge enigszins mismoedig. Steevast schiet dan het tweedelige Oktober van de beste Vlaamse schrijver ooit, Clem Schouwenaars, door uw sombere gedachten en wordt het weeral mistig in uw hoofd… Mistig, zoals somtijds op Damlos, waar uw goede vogelkijkvriend Peter op een doordeweekse donderdag een Jan-van-gent probeert te scoren, met respect ! Want net als in het puissante Oktober van Clem, komt ge ook in de herfst van het jaarlijsten en het begint te knagen, met uw quasi versleten oren bemerkt ge godverdomme de hoge tonen van de Boompiepers niet meer gelijk het vroeger was… en ge hadt al door omstandigheden en andere opengereten wonden annex aanverwante coronamiserie een aanzienlijke achterstand opgelopen. En ondanks al uw verwoede pogingen is er dan toch iets gebroken, want ge kunt het niet meer opbrengen… Amechtig trekt ge u op aan Luka Maria, de beste verdediger sedert pakweg Fred van der Hoorn, die weerom gaat voetballen bij SKVO, en ge peinst al aan de eerste keer dat hij, ietwat schlemielig maar vastberaden, de keeper van Berlare dribbelt zoals enkel Ronaldinho dat kon en van de weeromstuit krijgt ge ne krop in uw keel.
En terwijl Bart en Luc en Walle en Rudi zich vermaken met Oeverpiepers en Grijze Wouwen, ginderachter tussen de afzichtelijke molens langs den E17, trekt ge eens naar de kouter met uwen hond, Schellebelle Nairobi, Belle voor de vrienden, aka Djoef, aka Kleinepetoeteflinkepetoeteflinkevriend, uw Italiaantje, dartel als een kalfje in de woeste velden van Overmere, uwen iggy die ge zo hard hebt gewild, flinke beeste ! Om de tijd ietwat te doden pakt ge quasi obligaat de stofzuiger ter hand en luistert ge terwijlend en met een zwaar gemoed naar Corazón De Papel van Julio en onverhoeds neemt ge die mistroostige donderdag definitief afscheid van het jaarlijsten…
0 Comments
De duisternis nestelt zich langzaam in de bijna verlaten tuin, waar enkel nog wat groenvinken zich tegoed doen aan een handvol versleten pinda's. In mijn oortjes zingt Julio "Hey" zoals enkel hij dat kan, en mijn gemoed schiet voor de zoveelste keer die dag weer vol.
Ach Jean-Pierre, je had ze allemaal goed vierkant bij hun rijke kloten, mijn stem had je die bewuste zondag... En de achterbakse smoelen vielen open zoals nooit tevoren toen je Vive la République d'Europe krijste, ik bescheurde het ! Vaarwel beste kerel, het ga je goed... Nog vlug, op een diefje, steelt een kauw wat gerief uit mijnen hof, en ik noemde hem JP. Des ochtends steeg er die allereerste lentedag uit het kippenhok, plaats van drie stuks pluimvee, een plotse doch zeg maar afgrijselijke schreeuw op, nog snerpender dan die van Munch. Instinct wendde m'n nog ietwat vermoeide kop richting het Chicken Shack, doch verder dan wat Turkse Tortels en een eenzame Houtduif geraakte ik niet. Eén van de kiekens mankte, vrijwel verwaarloosbaar, maar ik had beter moeten weten. Uren later zat ik die dag geplogen aan mijn bureau in het verdoemde Brussel, hoofdstad van een verklote maatschappij. Mijn eega belde met een lichte vorm van paniek, in het vervloekte kot was de oorlog losgebarsten. Een versleten kartonnen doos en zowaar enkele flinke halen Flamirins brachten die nacht hopelijk enig soelaas voor het bijna ontzielde beest. Als in een achterbakse zeg maar laffe daad getuigde de ijselijke open wonde van een kannibalistisch duo, bende smeerlappen ! De daaropvolgende dag kweet ik me vaderlijk en gezwind van mijn gevleugelde taak, en zette ik haar het beste van het beste voor, met lucullische sla, zonnebloempitten en spaghetti, versneden dan nog wel. Toen de avond op komst was, vloog er nog een welgekomen Rode Wouw langs onze straat van verderf, samen met de kip alweder op zoek naar een serene slaapplaats...
Toegekomen op de Paardeweide, ik zat nog op mijne vélo, hoorde ik de Baardmannetjes al roepen op de plek waar Tim ze had gespot, niet in het minst daar het groepje, zeven vogels sterk ondertussen, reeds de vlucht had genomen, richting Schelde dan nog wel, 't zal toch niet waar zijn hè !?! Maar de beestjes waren van goede inborst en besloten alweder neder te dalen in het riet langs de waterkant, alwaar ze bij tijd en wijlen verstoppertje speelden, de snoodaards ! Toen er af en toe een schip passeerde werden ze zenuwachtig en begonnen als gekken te roepen, waarna ze zich alras enkele tientallen meters verplaatsten... Wanneer ik voor de zoveelste keer naderbij sloop en hen eindelijk eens van dichtbij kon aanschouwen (wat een heerlijke vogels zeg !), besloten ze dat het welletjes was geweest en nam de groep, onderwijl aangegroeid tot maar liefst veertien stuks, het ietwat achterlijke besluit om er vandoor te gaan, waarna ik ze boven de Paardeweide pardoes uit het oog verloor; tevreden als een kind keerde ik huiswaarts...
die druilerige nacht kruip ik alweer veel te laat en met enige tegenzin naar boven, om wat slaap te vatten, daar ik voor de daarop volgende stonde nogal snode plannen heb gesmeed met enkele gasten van ver hier vandaan. als naar gewoonte lig ik echter uren te wroeten en te woelen en probeert mijn hart, mijn levenslang verdriet, het andermaal te begeven, jij achterlijke vleesklomp ! de vileine systolen worden heviger en gemener en de niet te stoppen tijd slijpt wonden in mijn bedroefde ziel. onverhoeds echter maar zoals een echte deerne het betaamt, neemt ze bijdehands het voortouw en al strelend en kroelend vergaat al gauw de duisternis. dra kruipen de eerste lichtstralen onverbiddelijk langs de overjaarse gordijnen, die gelijk afzichtelijke paarse gedrochten maar wat hangen. reeds word ik als jaarlijster verondersteld om me uit de slaapstede te wurmen, op zoek naar een klucht verloren gewaande pestvogels, doch al snel verlang ik weer naar een parmantige dosis bisoprolol...
Vrijdag de dertiende, en ge rijdt ne keer naar de Braamsluiper in Wouter zijne lochting. Niet dat ge er veel van verwacht, gezien het onheilspellende tijdstip, maar ge voelt u verplicht, omdat ge ne jaarlijster zijt, en jaarlijsters, die rijden naar Braamsluipers, op een vrijdag de dertiende dan nog wel... Wederom thuis gekomen, zit ge te vloeken op diene kutcomputer, en terstond werd het al een uur of tien, terwijl ge nog gene gebenedijde vogel hebt gezien godverdomme ! Vingervlug echter brengt Hisko weer redding en een weinig later snel ik als een wildeman richting een Geelgors, ginder achter, in het boerengat Destelbergen, waar God met zijn gevolg nog niet is gepasseerd... En ge slentert er langs velden en wegen, langs de Dammersrede, het wellicht ter plaatse uitgevonden Assery en de poëtische Kieckenshagewegel, waar warempel enkel wat gemene Grasmussen zitten te schuifelen. Mijn boterhammekes met bij hoge uitzondering frikadon en pepersalami met mosterd ging ik, uit pure wraak, dan maar verorberen in het Boerenkrijgparksken, achter ons deur, waar ik hoopte op de mooiste van allemaal, de Grauwe Vliegenvanger ! Helaas, na een beet of vier, verlangde ik al snel naar zaterdag, de veertiende...
Ge loopt op de Paardeweide, met uwe kop omhoog, want er vliegen Rode Wouwen over 't land. En terwijl de Cetti's Zanger kort maar krachtig buzze geeft, is 't na een kwartierken al prijs ! Van puur genot smijt ge uw gebalde vuist in de locht, alsof ge net op de Pla d’Adet hebt gewonnen. Gelijk Van Impe, de beste Belgische coureur ooit. Ach Lucien, we worden oud jong... En wederom kan ik met moeite mijn tranen bedwingen.
Heden ochtend schuifelt er een Grote Lijster in den bos achter ons. Plotsklaps word ik overvallen door een lichte doch welgemeende euforie... Niet in het minst daar Sjacky ginder achter twee Rode Wouwen heeft gespot. Hij kan het nog steeds !
Woelingen. In den buik. Ik had ze eens zodanig hard, dat ik terstond diende te vertrekken uit het verdoemde Brussel. Van teveel schorseneren te eten ! Die zaterdag stond mijn muze weerom schorseneren klaar te maken... Zo in de valavond, op een zaterdag, de nietszeggende geur van schorseneren, meer moet dat niet zijn. Temeer daar we even tevoren van een kale Velduilenreis waren weder gekeerd uit de Wichelse Bergenmeersen. Wie had dat ooit gedacht, Velduilen in het godvergeten Wichelen !
De schorseneren gingen een goeie gank aan, waarna ik ietwat onbezonnen mijn gsm raadpleegde, bijna als een terminale geplogenheid. Ik meende iets van Kuifduiker te ontwaren, doch weet dit godgans aan mijn versleten ogen. Derhalve plaatste ik mijn bril, voor nauwelijks enkele euro's gekocht in 't Kruidvat, op mijn iets te grote neus, waarna ik het niet meer hield : op de Nieuwdonk had Joris zowaar een Kuifduiker gespot ! Mijn deerne prevelde nog iets over ongare schorseneren, doch luttele minuten later liepen mijn zoon, echtgenote en ikzelf gelijk een bende krankzinnigen richting het water, waar alras de unieke Kuifduiker zich nog een laatste maal toonde in omzeggens de duisternis. Na drie mistroostige maanden kon ik het gemis van de Grauwe Franjepoot eindelijk plaatsen... Het regent. Pijpestelen gelijk ze zeggen. Al waren het eerder blaasjes. Het regent blaaskes, zei mijn moeder zaliger altijd, blooskes. Al ben ik onderhand de betekenis ervan kwijtgespeeld. Was dat niet eerder een zomers fenomeen ? Die woensdagochtend in september regende het dus blooskes. Doorgaans slenter ik dan al eens in de pakkende kouter achter ons, alwaar ik vandeweek nog enkele verplichte doch meeslepende Zwarte Meesjes zag, met plots en par hasard een plompverloren Zwarte Specht, ginder achter, in het bosje van de jagers, de sullen !
Aldus hield ik me dan maar ledig met het internet, het wereldwijde web dan nog wel, alwaar ik tot een onthutsende vaststelling kwam : Marcel was niet meer ! Het werd even stil hier ten huize, alle kreten staakten, vol verbijsterend ongeloof. Marcel, de patron van Auberge Au Naturel des Ardennes, was dood. Attaqué door een troep wespen en ter paatse doodgevallen ! Reeds vijfendertig jaar hielden we met tussenpozen wel eens halt bij Marcel. L'Auberge, dat ademde gewoon de Ardennen, midden in de magnifieke bossen van Rochehaut ! En na een stevige wandeling, met talloze Glanskopjes en Boomklevers, vlijde je je gelukzalig en met een goed glas rode wijn neer in zijn overjaarse zetels naast de open haard die al maanden niet meer was gekuist. En je vond het goed zo... Ietwat verderop in het dorp had je wel een ander etablissement, 'een chique spel', maar dat interesseerde je voorts geen moer. Bij Marcel, waar de hagedissen voor je voeten wegsprongen en de forellen in veel te oude bakken wachtten op hun lot, waar des ochtends de boter veel te sterk was en je 's avonds een overheerlijke eend met loodjes op je bord kreeg, daar was het altijd een beetje thuis komen... Van kindsbeen af ploeterden we in de fraaie Semois, waaruit mijn moeder ooit eens een kind redde met de stuipkes; maanden later - in die tijd verstuurden de menschen nog brieven - kregen we wel duizend Belgische franken, met de post, uit pure dankbaarheid. Toen bestond dat nog. De Ardennen, 'bij Marcel', waar je van die heldhaftige wandelingen had, met loodrechte ladders en huiveringwekkende afgronden, 'de vijf', dat was nog eens nen tour met ballen, gelijk die keer, toen mijn vader zaliger met zijn klikken en klakken den dieperik inviel, en er wonderbaarlijk genoeg zonder enige schram noch schroom weer kwam uitgeklefferd. Mijn vader, dat was nen echte vent. Marcel was ook nen echte vent, bijkans een held. Als kind hebt ge helden nodig, en Marcel was er zo ene. Niet omdat hij steevast met zijn zatte botten achter den toog stond, vooral ook omdat het hem niet teveel was om een mondje Vlaams te klappen met de mensen. En als het hem niet aanstond, dan liet hij dat ook merken, al was het tegen zijn klanten. De pot op met het schijnheilige gedoe, rechttoe rechtaan, zolang de fazant maar smaakte ! Marcel, ik heb een traan voor je gelaten, echt waar man ! Binnenkort komen we nog eens langs. Om afscheid te nemen. Of zoals Bram Vermeulen het destijds zo mooi verwoordde : er is een deel van mij in de Ardennen blijven steken... Van ver leek het een iets te gezellige drukte van jewelste aan de Vliegerkesweide deze te zonnige voormiddag. Zouden er gieren gespot zijn ? Naderbij gekomen, bleken echter brandweer, politie en had men het aangedurfd het leger incluis, als killerbees rond een uitgebrand vehikel te zwermen, een mens zou van minder zijn helm terug opzetten.
Maar ik hou zo niet van criminele daden, zodoende positioneerde ik me gezwind nauwelijks enkele dagwanden verder en vervolgde olijk mijn speurtocht naar kleurrijke Bijeneters en machtige Vale Gieren. Vooralsnog zonder enig noemenswaardig resultaat, nu al een ganse week lang... Ondertussen werd mijn schuilplaats hermetisch afgesloten, met het lint der wet. Waar moet ik nu in hemelsnaam gaan wegkruipen als het straks begint te kletteren ? Ach, de wereld is naar de kloten zeg ik u ! Gelijk mislukte smurfjes lopen de brigadier-sergeant-majoors, waaronder een vals blonde troela die wellicht vers van school werd geschopt, te speuren in de bermen van de natuur, of doen ze toch tenminste alsof. Het onderzoek leverde niets op, heet dat dan. Mijn trouwe compagnon de Blauwborst en ik, we wisten wel beter... Dag vier van de Grote Vale Gieren en Bijenetersweek (of net niet)... Wat nog niet gemaaid is, moet er steevast aan geloven, hoe is het in godsnaam mogelijk denk je dan bijwijlen ! Het kapitalisme van de meersen kent werkelijk geen grenzen en we doen er met zijn allen aan mee, zonder ook maar enige schroom...
Als in een verlepte scène van The Green Mile, spuw ik mijn gal over jullie verrekte maaibeheer, de pot op ermee ! De Kwartels tweeten niet meer en die verdomde Aalscholvers vliegen nu al de verkeerde kant uit, achterlijke beesten vind ik dat ! Het zweet druppelt als ongelijkmatige parels over mijn ietwat gekromde rug en ik blijf, bijna onwetend, dromen van gieren, of wie weet, zelfs een Bijeneter ! Terwijl de gasten het weinige vocht dat nog rest in de verschoonde waterput tegen een onheilspellend doch voornamelijk onschuldig tempo er speels door jagen, zit ik in mijn dra versleten tuinstoel uren te turen en te gluren, naar niets. Beseffen die wel wat een vader lijden kan ? Ach, laat ze maar, de Grote Vale Gieren en Bijenetersweek begint zo stilaan toch op een Grote Flop te lijken...
De obligate verveling begint langzaam over het Overmeerse Molenveld neder te dalen, en plotsklaps klepperen drie Ooievaars uitbundig over onze verhitte hoofden. En in kijk weeral uit naar morgen... Bijeneters, dat stond als een huis die waarneming, daar bleef je met je flikken van af, respect tot in het kwadraat had je daarvoor, destijds, door meester Crapoen hemzelve ! Van tegenwoordig ziet iedereen ze vlieden, als een banaal iets, en is de charme wat vervlogen... Of die ene Vale Gier, in de jaren stillekens, ginder achter, aan het vergane stort van Vlierzele, man dat waren nog eens tijden ! Drie decades later probeer ik ze nog steeds te pakken te krijgen, als een beschamende smet op mijn niet onaardig te noemen palmares.
Onderwijl stijgt een bedwelmende geur van vanille op uit de veel te stille meersen, de Grutto's zijn niet meer, terwijl de Kwartels treuren om hun gemaaide gronden. In de achtergebleven borders kwetteren nog een handvol Rietzangers dat het een lieve lust is. Een paar verdwaalde Kieviten vliegen ietwat doelloos over zoveel onzin. De tijd tikt genadeloos, de zonnige ochtend is alweder behoorlijk gevorderd, een vlucht van wel zes Aalscholvers ontvlucht allengs het rampgebied. Uit compassie begint een Wespendief plotsklaps als een gek te flapperen boven de Gruttoweide en er verschijnt warempel een gemeende glimlach op mijn gegroefde gezicht... Als in een spannend interludium op den BRT, komen nog enkele Ooievaars door mijn vermoeide beeld vliegen. Elf uur des voormiddags, noch gieren noch Bijeneters te bespeuren aan het veel te blauwe firmament; ik moet gaan, straks komen de kinders thuis van hun katholieke school, eindelijk... De Grote Vale Gieren & Bijenetersweek (of net niet) begon eigenlijk des zondags reeds, toen kleine Luka's vingertje plots naar boven zwenkte, alwaar zich een roofvogel ophield die genoeg weg had van een interessante materie om plotsklaps alles te laten vallen wat er maar kon vallen, inclusief mijn telescoop, doch erg vind ik dat niet meer, na al die jaren. En jaren.
Nochtans had dit belangwekkende gevolgen, daar de vermeende Vale Gier steeds verder en verder uit beeld verdween, zonder er een noemenswaardig etiket te kunnen op kleven. Zodoende sprongen zoonlief en ik gezwind op de ons voorradige rijwielen, waarna we in allerijl richting de windmolens aan den E17 fietsten, immers, een gier die aan flarden werd gereten door nietsontziende groene energie, dat wou ik nog wel eens meemaken op mijn oude vogeldag. Edoch, het werd ons niet gegund. De daaropvolgende maandag stond ik reeds vrij vroeg aan de gezegende Vliegerkesweide, waar er, uitgezonderd een lekker swingend koppeltje Kwartels en eilaas nu reeds gemaaide Graszangergraslanden, niet veel te beleven viel. Al een geluk dat een mens daar wat kan schuilen tegen de toekomstige brandende zon, want wie Bijeneters en gieren wil spotten, is gedoemd tot in het zweet uws aanschijns ! Later die dag, toen ik reeds lang zat te verzuipen in nietszeggende dossiers, kwamen de onheilspellende berichten met rasse schreden naderbij, genre de Limburg, of erger nog, Sint-Amandsberg, al geloof ik van dat laatste wederom geen fluit ! Morgen gaat het gebeuren, ik voel het... Vogelen is... je wekker zetten om vijf uur 's ochtings, want op de onderhand legendarische Paardeweide in het steeds ietwat pedante Berlare, zitten toch wel niet minder dan twee godverdomsche Koereigers zeker ? De avond tevoor, terwijl ge uw kas zit op te fretten in Vlaanderens hoofdstad, waren Rafke en Luc zo vriendelijk om 't spel ginder wat in 't oog te houden. Zalige kerels mijn gedacht ! Aldus, en na alweer een veel te korte nacht met amper drie uurkes slaap in mijn vermoeide wezen, tik ik om precies vijf uur zevenentwintig mijn 2 reigertjes, heerlijk ! Dat den eersten den beste smurf die het waagt om de weide om te ploegen naar een oersaai rietveld, waar er behalve enkele kutroerdompen en wie weet ooit eens een opzichtige Kwak er voor de rest geen reet te beleven valt, maar op zijn tellen let : we hebben het zo meer voor Steltkluten, Rotganzen en Dwergsterns, Gestreepte Strandlopers en Kanoeten, Lepelaars, Brilduikers en... Citroenkwikstaartjes. Steppevorkstaartplevieren godverdomme ! Ach, wat hunker ik naar een Fitis zeg...
Vandaag was een leuke dag, placht Luka Maria wel eens te zeggen. En gisteren was het er me zo eentje... Des voormiddags voetbalde hij zich de Overmeerse voetbalgeschiedenis in en dribbelde daarbij gezwind die van Moerbeke-Waas in de vernieling met een dubbele zool en enkele geniale overstapjes à la Ronaldo.
Uit puur ontzag schonk ik hem de daaropvolgende uren wel vijf nieuwe vogelsoorten op de verweesde jaarlijst en prijkte hij welhaast op een ondenkbare tweede stek. You don’t mess with MY son you fucked up would-be Lee Evans of de Slekkebeken ! Zodoende reden we nog diezelfde avond naar die nieuwe Hollandse kolonie, alwaar Anouk twintig kilo was bijgekomen, maar wat een stem ! De enige echte reïncarnatie van Janis Joplin, in het rijtje van Amy Winehouse. Met een pakkende versie van Michel en het stomende Jerusalem. Rock it bitch ! Zondagmiddag, en al bijna een uur of twintig niet meer gerookt. Uit gewoonte ga ik toch maar even naar buiten, gewapend met mijn Zeiss in plaats van een Van Nelle. Even later zie ik boven het dorp Overmere een gracieuse Kraanvogel, wel een half uur lang ! Nog zo gek niet, dat stoppen met roken...
En ge rijdt met uw klikken en tevens met uw klakken naar Wetteren, waar die van 't vierde na twee pogingen en met al evenveel tegenzin broebelt dat er hier al lang gene spoeddienst meer bestaat... De pot op trut, en diene paal die we uit de grond hebben moeten rukken omdat we anders daar nog op die parking stonden bij gebrek aan diene ene kutjeton op een zondagavond begot, die mag je morgen dan maar zelf oprapen ! Nog al een geluk dat mijn voorkamerfibrilaties en aanverwante systolen zich min of meer koest hielden tot we uiteindelijk dan maar arriveerden in het gasthuis van Oilsjt, ajoin en bier me schoim ! En algauw wordt ge vol geslingerd met tuben en draden en loopt er een fijn straaltje bloed uit je linkerarm. Rechts van me ligt een ietwat oudere dame te snurken, allicht aan het bekomen van alle emoties, want was van hare sus gevallen. In een tweede kamertje ietwat verderop hoor ik de spoedarts van dienst zijn beste Frans boven halen, om na veel vijven en zessen tot de conclusie te komen dat de juffrouw in kwestie niet haar eerste maar deuxième grossesse aan het beleven was, allons enfants de la Patrie, le jour de gloire est arrivé !
Na wat foto's en de ietwat droge annonce dat de combinatie Lisinopril en Bisoprolol echt niet kan wegens een pols van zevenenveertig, word ik nog diezelfde avond als een regelrechte hoge bloeddrukfanaat eervol ontslagen. Op de terugweg moet ik Bram, ge weet wel, Bram van Mike, feliciteren, want die Pontische Meeuw was echt wel een Kleine Mantel ! Goe bezig Bram jonk, goe bezig ! Liefde is... door je lieftallige echtgenote aan het winterse Paelepelbos worden gedropt. Waar je een weinig later doch na 362 veel te lange dagen en met vrijwel bevroren tenen ten langen leste dan toch die dekselse Houtsnip te pakken krijgt. Van contentement bestelde ik me naderhand een pak friet met stoverij. En samoerai uiteraard.
Als een volleerde indignado met je kluwen en klitten, stiefelde je die dag in de wondere wereld van de meersen. En subiet werd het zo klaar als een klontje in mijn steeds ietwat verweifelde geest : dit was het goudhaantje waar we al die tijd op wachtten...
Met je sjofel rijwiel jakkerde je naderhand langs alle kanten, van Broekmeers naar de Paardeweide, van Bergenmeersen naar de Nieuwdonk, steeds kloek op zoek naar een Reuzenstern, een Krombekstrandloper of een Zwarte Zee-eend begot ! Onvervalst en met een nooit gezien cachet liep je bijwijlen uren te dwalen in de contreien, speurend naar nummer zoveel op je respectabele jaarlijst. Een schier onbreekbaar gewaand tableau, en het werd een hartelijk doel op zich. Je nam ons bovendien pro Deo mee in je markante kielzog, steeds aimabel en zonder al te veel tierlantijntjes, met kennis van zaken evenwel. Eilaas, aan alles komt een einde. Seffens trek je je terug in je Kempense yurt, en laat je ons verweesd achter. En we zullen nog dikwijls een keer aan je denken, met volle teugen en een tikje weemoedig. Peinzend aan het nieuwe baken. We zeggen elkander geen vaarwel, maar een 'tot ziens', een 'tot in het veld' welhaast. Vogel ze Sjacky... ! En gelijk een onnozel bleuken staat ge uwe kostbaren tijd te verdoen aan put veertien van Overmere Donk, te wachten op een verdoken Bladkoninkje dat ge nimmer gaat zien, waar zitten toch uw gedachten kerel ?
En tussen twee Van Nellekens door, bekijkt ge dwangmatig, als een nooit meer te onderdrukken tic nerveux, voor de zoveelste keer uwe mailbox, en ge begint al van hot naar her te rijden, want op Broekmeers is zojuist de hel losgebarsten... Van al dat fraais schiet er natuurlijk al niet veel meer over, of wat had ge gedacht manneke ? En terwijl ge staat te keuvelen over koetjes en kalfjes maar vooral over gemankeerde Smellekens en Velduilen, kijkt ge wederom met een scheef oog naar uwen aaifoon, waar de Westvloamsche Reus al voorzeker een half uur geleden niet minder dan vier Buidelmezen heeft zien invallen ! En ge laat den Dimi en zijne Roodkeelpieper voor wat ze zijn en na een helse rit en een teveel aan quasi gemiste bochten, komt ge daar en toen tot het wijze besluit dat het nu wel écht de laatste keer is dat ge u laat verlijden, met een pertinente lange ij, tot diene kutjaarlijst, daar uw gemoed nog schever is gezonken dan ooit tevoren. En ik slenterde, op een nietszeggende julidag, nog eens langs de Bergenmeersen, alwaar ik me vergaapte aan een bevallig vlinderende Wespendief, waarna ik richting Broekzele lanterfantte, op het ritme van de NMBS.
In de Midi schalde door de versleten luidsprekers het mooiste lied aller tijden, Mama Leone van Bino. En ik pinkte schielijk een traantje weg. De daaropvolgende stonde kreeg ik bekans een geraaktheid, toen na een klein half uur de deutsche Gründlichkeit het wederom voor mekaar had gekregen... Mijn gedachten dwaalden gedwee af naar wat ooit was geweest, Zico, Falcão, de sierlijke Raí, diezelfde avond nog gingen ze met zijn allen uithuilen op het sambagraf van de allergrootste Braziliaanse voetballer ooit, Sócrates ! Beduusd liep ik langs mijn verzopen Rudbeckia's en overmand door een allesomvattende droefgeestigheid, trok ik me rond halfelf dan maar terug in den bos achter ons, alwaar ik al snel werd opgefleurd door drie bedelende jonkskes van den Bosuil. En gelijk op een zwoele zomeravond, stond ik me naderhand, als een soort van troostprijs, minutenlang te drogeren door als een gek aan de bedwelmende geur van de sensuele kamperfoelie te snuiven. Op een Lionel Andrés Messi Cuccittini alias De Vlo, hoeven we niet meer te rekenen, heden ten dage gaat ie zo zeer of nen dikke stront, kon zelfs dat keeperke uit Bree niet passeren met een magistrale beweging, dan was Diego Armando Maradona toch van een ander kaliber mijn gedacht ! En Jean-Marie kan het weten ! In de finale tegen (helaas) de Hollanders, zullen etterbak Müller en who the fuck is Close na 120 oersaaie minuten smartelijk ten gronde zijgen, dewijl Robben (jij achterbakse janet), zal pronken met de meest exuberante Schwalbe die men jongstleden in een voetbaltempel heeft mogen aanschouwen ! Ik gun het je van harte Arjen, met den uitkom, na op zijn minst een Perzische Roodborst op Texel, zal ik eens beleefd naar je zwaaien... Zondag, in de vooravond. Samen met vrouwlief zit ge naar den televisie te kijken, met een half oog naar The Voice, waar soulman Elie er haast onbegrijpelijk wordt uit gekegeld, en je andere oog naar je mobieltje, waar er zonet een sms is binnengevallen : 'Gestreepte Strandloper op de Paardeweide nu'... En ge houdt het niet meer, laat Axelle Red in haar zenuwachtige gegiechel verslikken en snelt als de spreekwoordelijke bliksem naar de nu reeds geschiedenis schrijvende Paardeweide.
Senne, Senne Brutsaert, een ukkie van amper elf, heeft zich zojuist onsterfelijk gemaakt met zowaar een Gestreepte, zomaar, ginds in den draai aan de machtige Schelde ! En ge komt er schoon volk tegen, gelijk de befaamde fotograaf Yves Adams, die meteen bij aankomst op een welhaast onbenullige manier de gevleugelde woorden uitspreekt : "Scheelt er hier iets misschien ?" En weldra kom ik tot het besef dat ik soort nummer honderdachtenvijftig heb getikt op mijn jaarlijst, en ietwat onbevattelijk rol ik me er nog gauw eentje. Intussen is Senne zich alweer argeloos aan het vermaken met enkele rietstengeltjes, alsof hij in zijn nog jonge leven al zijn tiende Gestreepte had gespot... Het moet zowat de vroegste sms zijn die ik ooit mocht ontvangen, die ochtend om 6u22. Bevend van de slaap haastte ik me richting Bergenmeersen, waar zijne hoogheid Vereecken zonet een Lepelaar had gespot, en voor zo'n knaller, bovendien nieuw op mijn regiolijst, wil ik nog wel eens mijn slaapstede vroegtijdig verlaten, nietwaar.
Met nummer 205 op zak, keerde ik blijmoedig edoch alras huiswaarts, daar de U9 van SKV Overmere nauwelijks later die van Laarne-Kalken in de pan dienden te hakken, voor één keer dit intrieste seizoen mocht dat wel. De match gaat gelijk op, als er wederom een belangwekkend bericht in de bus valt, een Braamsluiper dan nog wel, aan de Vliegerkesweide begot ! En ik begin te twijfelen, want zover te voet kan dat toch niet zijn ? Net op dat moment acht mijn zoon, de beste verdediger sedert Maldini, zijn moment van glorie gekomen, ja, jaaa, jaaaaaaa, GOOOOAAAAALLLLL !!!!! Fuck die verdomde Braamsluiper ! En ik denk met kippevel terug aan Mammana Neto Salvador, de geniaalste speler die den Iejndracht ooit heeft gekend. Op een dag wordt Luka Maria zo goed als hem, onthoud u vooral zijn naam... |
Auteur
Welkom op de blog van Overmeerse Vogels, foto Kwak : Wim Vervaet
Archief
Oktober 2021
Categorieën
Alles
|